REGERING LAAT BELASTINGVRIJE RESERVES UITKEREN TEGEN VOORDEELTARIEF

De rubriek 'belastingvrije reserves' is een aparte post in het eigen vermogen van een vennootschap. De post wordt gebruikt om stukken van de winst op te boeken die onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zijn van vennootschapsbelasting.

Zo zijn meerwaarden op bedrijfsvoertuigen vrijgesteld sinds 1 januari 2000. Maar dan moet het gaan om een gedwongen meerwaarde (zoals de uitkering bij een ongeval met een vrachtwagen waarbij de verzekeringsmaatschappij een bedrag voor de verloren vrachtwagen uitbetaalt hoger dan de boekwaarde) of om een vrijwillig gerealiseerde meerwaarde voor zover het bedrijfsvoertuig sinds meer dan drie jaar de aard van vast actief had. De vennootschap moet dan wel herbeleggen in een ander bedrijfsvoertuig.

Maar om deze vrijstelling van belasting te krijgen, moet de meerwaarde geboekt worden op een of meer afzonderlijke rekeningen van het passief. Wat boekhoudrechtelijk betekent dat de meerwaarde rechtstreeks wordt geboekt op de post belastingvrije reserves.

Nu wil de regering vennootschappen de kans geven sommige belastingvrije reserves tegen een voordeeltarief ofwel uit te keren aan hun aandeelhouders ofwel over te boeken naar de beschikbare reserves. Als vennootschappen dat nu zouden doen, moeten ze vooralsnog de volle pot belasting betalen.

Tijdelijke vrijstelling

Het kan vreemd lijken dat de regering nu een gunstmaatregel op poten zet voor deze belastingvrije reserves. Zolang de reserves geboekt staan als belastingvrije reserves, moet geen belasting betaald worden. Is het dan niet voor de hand liggend dat elke ondernemer alles in het werk stelt om die winsten belastingvrij te houden? Niet altijd. Want als de vennootschap wordt ontbonden en vereffend en het eigen vermogen inclusief de belastingvrije reserves wordt uitgekeerd, moet toch de volle belasting van 33,99 procent betaald worden op deze reserves. De vrijstelling van vennootschapsbelasting is maar een tijdelijke vrijstelling.

En sommige vennootschappen hebben nogal wat belastingvrije reserves opgespaard die ze graag zouden uitkeren aan de aandeelhouders. Maar dat kost dan handenvol geld. Voor deze twee pijnpunten wil de regering nu een oplossing aanreiken.

De vennootschappen kunnen gedurende de komende drie aanslagjaren de reserves bestemmen tegen een voordeeltarief. In plaats van de volle 33,99 procent te betalen, moeten ze gedurende het aanslagjaar 2008 maar 16,5 procent betalen als ze sommige belastingvrije reserves uitkeren. Blijven de reserves in de vennootschap, dan zal een tarief van 10 procent mogelijk zijn als de vennootschap voor eenzelfde bedrag investeringen doet in hetzelfde aanslagjaar. Die investeringen mogen dan wel geen personenauto's of auto's voor dubbel gebruik zijn. Tevens mogen het geen investeringen zijn die al worden gebruikt om aan andere wederbeleggingsverplichtingen te voldoen zoals de investeringsreserve, de uiteengezette vrijstelling op bedrijfsvoertuigen en de gespreide taxatie van meerwaarden. Het systeem blijft overeind voor aanslagjaar 2009 en 2010. Maar de tarieven worden dan telkens wat hoger: 20,75 versus 12 procent voor aanslagjaar 2009 en 25 versus 14 procent voor het aanslagjaar 2010.

Stokoude meerwaarden

Maar het belangrijkste is dat deze maatregel niet geldt voor alle belastingvrije reserves. De meest voorkomende zoals de uiteengezette meerwaarden op bedrijfsvoertuigen, de gespreide taxatie en de belastingvrije reserves ontstaan uit de investeringsreserve sinds het aanslagjaar 2004, komen niet in aanmerking. Het gaat enkel om de veeleer stokoude meerwaarden zoals meerwaarden die gerealiseerd zijn vóór 1 januari 1990 op onroerende goederen, op outillage, op deelnemingen en portefeuillewaarden. In die tijd waren dergelijke meerwaarden nog volledig vrijgesteld van vennootschapsbelasting.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 6 maart 2007.