AANSLAG VAN 309 PROCENT IS NIET BILLIJK

Sinds midden juli moeten de fiscale ambtenaren de niet aangegeven voordelen van alle aard binnen vennootschappen belasten tegen 309 procent. Moeten vennootschappen zo'n aanslag zonder meer aanvaarden?

De verstrekker van een voordeel van alle aard moet dat in de regel op een fiche vermelden. Gebeurt dat niet, dan mag de fiscus dat voordeel van alle aard tegen 309 procent belasten in hoofde van de vennootschap die het voordeel heeft verstrekt. De fis- cus mag de aanslag alleen achterwege laten als de genieter het voordeel spontaan zou hebben aangegeven in zijn of haar personenbelasting.

Er bestaat veel ongenoegen over deze instructie. Niet het minst bij de ambtenaren zelf. Zij aarzelen om deze instructie toe te passen en de hoge aanslag af te dwingen.

De vraag is echter of vennootschappen deze belasting van 309 procent moeten slikken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ( EHRM) kan soelaas brengen. Eerder besliste het EHRM dat een zware administratieve boete, ofschoon niet door het strafrecht is opgelegd, toch als een straf beschouwd moet worden als het bedrag zwaar is en de boete in het leven is geroepen om herhaling te vermijden en een norm af te dwingen. In dat geval moet een onafhankelijke rechter zich steeds kunnen uitspreken over de opgelegde straf.

Als deze stelling van toepassing zou zijn op de aanslag van 309 procent, betekent dat dat een rechter de straf mag beoordelen én de boete eventueel mag verlagen. Maar zo eenvoudig ligt het niet. Want het Hof van Cassatie, het hoogste rechtscollege in ons land, heeft al geoordeeld dat de bijzondere aanslag geen strafrechtelijk karakter heeft, zoals bedoeld door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, als de aanslag tot doel heeft het verlies van belasting en sociale bijdragen te vergoeden. In dat geval mag de rechter de boete niet milderen.

Personenwagen

Is dat nu het geval bij het niet aangeven van voordelen van alle aard? Nemen we het voorbeeld van een zaakvoerder die een personenwagen ook privé gebruikt. Hij heeft nagelaten een voordeel van 100 euro aan te geven. De aanslag van 309 procent kost de vennootschap uiteindelijk 203,97 euro, want de aanslag is een aftrekbare beroepskost. Is die 203,97 euro alleen bedoeld om het verlies van de belasting en de sociale bijdragen te vergoeden? Neen! Via de aanslag van 309 procent ontvangt de staat stukken meer dan wat ze aan belastingen en sociale bijdragen mis loopt.

Als de zaakvoerder het voordeel wel had aangegeven, zou hij daarop maximaal 55 euro aan personenbelasting moeten betalen. Dat moet worden vermeerderd met 5,20 euro btw. Op de 100 euro zou de zaakvoerder ook een sociale bijdrage verschuldigd zijn van maximaal 22 euro. Dat zou, na brutering, een bijdrage opleveren van 23,18 euro. Maar die is dan weer aftrekbaar in de personenbelasting, zodat de staat, aan het gehanteerde marginale tarief van 55 procent, per saldo 10,43 euro aan sociale bijdragen ontvangt.

Komt daarbij dat de vennootschap door de toekenning van het voordeel van alle aard wat minder vennootschapsbelasting moet betalen. Die korting bedraagt 8,50 euro. Conclusie. Door het niet aangeven van het voordeel van alle aard mist de overheid (55 + 5,20 + 10,43 - 8,50 =) 62,13 euro, een heel pak minder dan de 203,97 euro. Men kan dus niet anders dan besluiten dat de afzonderlijke aanslag van 309 procent voor het niet aangeven van een voordeel van alle aard een straf is. Door de werking van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens moet een rechter kunnen oordelen of die straf billijk is. En dat is in deze klaarblijkelijk niet het geval.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 9 november 2011.