DEGRESSIEF AFSCHRIJVEN: EEN VERVOLGVERHAAL

Bij de begrotingskontrole van februari van dit jaar werd door onze regeringsploeg besloten de degressieve afschrijvingen aan te pakken. Dit systeem zou worden verstrengd omdat al te veel belastingplichtigen van deze gunstige maatregel gebruik maken.

Het gros van de fiskale beslissingen van deze begrotingskontrole werden in wet omgezet door de wet van 20 juli 1991 (Titel VII - BS 01.08.1991). Maar in deze wet werd met geen woord gerept over degressieve afschrijvingen. Sommigen begonnen al stilletjes te juichen. De hoop rees dat degressief afschrijven zou blijven wat het altijd geweest is. Er werd echter buiten de koning gerekend. In het staatsblad van 10 september 1991 werd immers een koninklijk besluit met betrekking tot de degressieve afschrijvingen gepubliceerd waardoor het stelsel van degressieve afschrijvingen wel degelijk aan banden wordt gelegd.

Beperkingen

We herhalen hier snel wat degressief afschrijven inhoudt. In dit stelsel mag het dubbel lineair percentage gebruikt worden, tenzij het aldus berekende bedrag kleiner wordt dan het lineair afschrijvingsbedrag. In dat geval mag opnieuw het lineair bedrag toegepast worden. Zo kan men voor een investering van 100 fr. via het stelsel van degressief afschrijven het eerste jaar 40 fr. (2 x 20%) in kosten boeken en het tweede jaar 24 fr. (100 - 40 = 60 x 40%). Bij lineair afschrijven is dit voor beide jaren telkens maar 20 fr. In de beide voorbeelden wordt verondersteld dat de fiskaal aanvaarde afschrijvingstermijn 5 jaar bedraagt. De wet voorzag dat degressief afschrijven in een aantal gevallen niet mag. Samengevat zijn dat er drie.

Ten eerste : sinds de invoering van het stelsel van degressieve afschrijvingen worden personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen uitgesloten, tenzij deze voertuigen enkel worden gebruikt voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder (art. 41 KB WIB).

In tweede instantie staat de wet toe dat de afschrijvingen van de bijkomende aankoopkosten die volgens de boekhoudwet mee moeten geaktiveerd worden met de aankoopprijs van het vast aktief, los van het ritme van die aankoopprijs mogen afgeschreven worden. In dit geval mogen de bijkomende kosten toch los van het ritme van het eigenlijke aktief afgeschreven worden. Maar deze moeten dan wel in één keer of met vaste annuïteiten afgeschreven worden. Indien de bijkomende aankoopkosten los van de aankoopprijs van het vast aktief worden afgeschreven kan dit bijgevolg niet volgens de degressieve metode. Deze gunst geldt echter niet voor personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen, tenzij deze vervoermiddelen uitsluitend gebruikt worden voor bezoldigd personenvervoer. De bijkomende kosten moeten altijd afgeschreven worden samen met de aankoopprijs van het vast aktief (art. 48, 2 WIB).

Ten derde wordt gesteld dat ook de immateriële vaste activa dienen afgeschreven te worden met vaste annuïteiten, dus volgens de lineaire metode. Indien het gaat om investeringen in onderzoek en ontwikkeling moet minimum over drie jaar afgeschreven worden. Betreft het investeringen in audiovisuele werken, dan gelden deze regels niet (art. 48, 4 WIB).

Nieuw

Het is niet verwonderlijk dat de wijziging van het stelsel van degressieve afschrijvingen niet werd opgenomen in de reeds geciteerde wet van 20 juli 1991. De wet heeft immers aan de Koning de bevoegdheid toegekend om een dergelijk stelsel in te voeren (art. 49 WIB). Het stelsel van degressief afschrijven wijzigen kan dus vlot via een koninklijk besluit. De Koning heeft dan ook gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om het degressief afschrijven te verstrengen. Via het nieuwe koninklijke besluit kan degressief afschrijven voortaan ook niet meer toegepast worden voor vaste activa waarvan het gebruik is afgestaan door de belastingplichtige die de vaste activa afschrijft. Deze nieuwe maatregel is van toepassing op vaste activa die verkregen of tot stand gebracht zijn met ingang van de eerste dag van het jaar of boekjaar waarvan de inkomsten belastbaar zijn voor het aanslagjaar 1992.

Kommentaar

Deze maatregel weegt o.i. niet zwaar voor de kleine zelfstandige of voor de KMO onder de vorm van één vennootschap. Maar binnen grotere ondernemingen bestaande uit verscheidene vennootschappen is deze restriktie op het degressief afschrijven ingrijpend. Vaak worden gebouwen en machines aangekocht via een afzonderlijke entiteit. Dit niet in het minst om risicovolle aktiviteiten te scheiden van minder risicohoudende. Daarbij was het de praktijk dat de vennootschap die de materiële vaste activa aankocht, deze ging doorverhuren aan ondernemingen van de groep die er gebruik van maakten. Veelal werden deze gebouwen en machines door de vennootschap-eigenaar degressief afgeschreven. Dit zal dus voor nieuwe investeringen tot het verleden behoren.

Merk trouwens op dat de term "verhuren' niet wordt gebruikt, maar "aan derden afgestaan'. Indien een onderneming het gebruik van een aktief afstaat aan een andere zonder enige huur aan te rekenen, geldt het verbod tot degressief afschrijven evenzeer. Probleem daarbij is wel hoe de fiskus zal nagaan of het gebruik is afgestaan aan een derde indien geen enkel geschreven dokument voorhanden is. Andere ondernemingen schrijven vaste activa af waarvan zij het gebruik afstaan aan hun personeelsleden. Schoolvoorbeeld is hier het verhuren van een personal computer door de onderneming aan haar personeelsleden. Deze konden veelal de computer op het einde van de huurperiode voordelig kopen. Intussen kon de onderneming de afschrijvingen degressief verrekenen. Ook dit systeem wordt met het nieuwe koninklijk besluit gedwarsboomd.

Ook de patrimoniumvennootschappen krijgen er (weer) van langs. Per definitie wordt het gebruik van de gebouwen, eigendom van de vennootschap, afgestaan aan derden zodat degressief afschrijven van de gebouwen ook daar tot het verleden zal behoren.

Bij dit alles moet opnieuw de vraag gesteld worden of de stelling van de fiskus waarbij hij als regel lineaire afschrijvingen oplegt, hard te maken is. Zoals reeds vroeger uiteengezet in deze kolommen (zie FET 28.06.1991 - De "goede oude' afschrijvingen') primeert de boekhoudwet op de fiskale wet, tenzij deze laatste uitdrukkelijk van de boekhoudwet afwijkt. Inzake algemene regel voor afschrijvingen verwijst de fiskale wet naar de boekhoudwet. Deze laatste stelt geen uitdrukkelijke metode voor. Enkel verplicht zij de onderneming een afschrijvingsplan op te stellen volgens ekonomisch verantwoorde regels. Indien een snellere metode dan de zuivere lineaire wordt toegepast konform ekonomische motieven, is dit ook fiskaal toegestaan. Het fiskaal uitgewerkte degressieve stelsel laat juist toe sneller dan bedrijfsekonomisch af te schrijven. Dus blijft o.i. het degressief stelsel mogelijk indien dit bedrijfsekonomisch verantwoord is.

Vervolg

Bovendien zou nog een aanvulling op dit koninklijk besluit op komst zijn. Daarbij zou gesteld worden dat het degressief afschrijvingspercentage nooit meer dan 40 % mag bedragen. Met andere woorden : degressief afschrijven wordt beperkt tot minimum afschrijven over vier jaar. Degressief afschrijven over een kortere periode zou dan niet meer kunnen.

Let wel op : dit is nog niet verschenen en is bijgevolg nog lang niet definitief. Het is ons trouwens een raadsel waarom de wijziging van het stelsel in twee KB's gegoten is. Ondernemingen worden sinds de aankondiging van de nieuwe maatregel in februari van dit jaar in het ongewisse gelaten. Met het recent gepubliceerde koninklijk besluit leek de onzekerheid voorbij. Maar met de aankondiging in de wandelgangen van nog een tweede koninklijk besluit blijft de onzekere toestand bestaan. Waar zijn de regels van behoorlijk bestuur ?

Ontwijken

Deze maatregel gaat slechts in vanaf het aanslagjaar 1992. In het koninklijk besluit is geen bepaling opgenomen waarbij gesteld wordt dat elke wijziging aan de datum van afsluiting van de jaarrekening van een onderneming na het in werking treden van dit besluit, zonder uitwerking is voor de toepassing van deze nieuwe bepaling.

Met andere woorden : wijzig de afsluitdatum van het boekjaar bijvoorbeeld van 31.12.1991 naar 30.12.1991 en u kan voor al uw investeringen in vaste activa afgestaan aan derden, nog degressief afschrijven. De regering moet dan niet met het argument komen aandraven dat dit opnieuw "oneigenlijk gebruik' zou zijn. Een investeringsbeslissing is voor een onderneming een belangrijk gebeuren. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de fiskale gevolgen en mogelijkheden. Indien deze beslissing tot investeren mee genomen werd op basis van het feit dat de investering degressief kon afgeschreven worden, getuigt het van goed management wanneer een onderneming vooralsnog maatregelen zou nemen om de gevolgen van haar beslissing niet in het gedrang te brengen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 21 september 1991.