BTW: NA 1 APRIL NOG 17 PROCENT TOEPASSEN?

Iedereen weet het onderhand : onze koning heeft beslist een aantal BTW-tarieven te wijzigen vanaf 1 april 1992. In tal van besprekingen van dit koninklijk besluit wordt de handelaar diets gemaakt hoe hij vóór 1 april 1992 nog klanten kan lokken met de nieuwe tarieven. Autoverkopers schreeuwen het van de reklameborden. Maar zou het mogelijk zijn na 1 april 1992 nog de aloude vertrouwde 6 en 17 procent toe te passen ?

KB

Het zal menigeen verwonderen dat deze wijziging ingevoerd werd door middel van een koninklijk besluit (KB van 17 maart 1992, BS 19 maart 1992) en niet bij wet. Dit is echter niet verwonderlijk. Het BTW-wetboek bepaalt in artikel 37 enkel maximumtarieven : 6 procent voor leveringen en invoer van eerste levensbehoeften, alsmede van diensten van sociale aard. Voor leveringen en invoer van goederen en diensten waaraan voor de toepassing van de belasting het karakter van weelde wordt toegekend situeert het plafond zich op 25 procent. En voor alle andere handelingen is dit... maximum 20 procent. De tarieven zelf en de indeling van de goederen en diensten bij deze tarieven wordt overgelaten aan de koning via een in de ministerraad overlegd besluit.

Vandaar dat een en ander als een TGV gewijzigd kon worden. De koning kon zelfs de 19 zonder enig probleem verhogen naar 20. Dit zou trouwens de bedoeling zijn geweest, maar de koek zou in twee gedaan zijn. Tot grote zorg van computerprogrammeurs. Het is meteen duidelijk dat de koning nog ruimte heeft om het tarief van 19,5 naar 20 procent te brengen. Een eenvoudig koninklijk besluit volstaat. Anderzijds is het komisch vast te stellen dat in België voortaan geen goederen meer te vinden zijn die het karakter van weelde hebben. Of hoe onze televisietoestellen, bontjassen en plezierboten plots "normale' goederen zijn geworden. De konsument kan er maar wel bij varen.

Tijdstip

In vele gevallen dient de handelaar aan zijn klant een faktuur uit te reiken. De vraag die daarbij moet worden gesteld is dan ook op welk tijdstip deze faktuur moet opgemaakt worden. In het KB nr 1 wordt in artikel 1, tweede lid duidelijk gesteld dat de faktuur gemaakt moet worden uiterlijk de vijfde werkdag na de maand waarin het goed werd geleverd of de dienst werd voltooid. Dus in ons geval betekent dit dat voor de maand maart nog fakturen gemaakt mogen worden tot en met dinsdag 7 april 1992. En tot op die dag moet het tarief worden toegepast dat van kracht was op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvond (art. 38, eerste lid W.BTW ). Een voorbeeld : op 23 maart diende u kontraktueel een voorschot te betalen aan de aannemer van uw nieuwe woonhuis. Op dat ogenblik betaalt u de prijs of een deel ervan vóór de voltooiing van de dienst. In dat geval wordt een uitzondering van kracht : bij betaling van een voorschot wordt de BTW verschuldigd op het tijdstip van betaling (artikel 17, tweede lid W.BTW). De betrokken aannemer moet dan zijn faktuur maken uiterlijk op 7 april 1992 aan 17 procent.

Een paar opmerkingen om stoute geesten bij voorbaat te waarschuwen. Indien het tijdstip van levering plaatsvindt van 1 tot en met 7 april 1992, mag het oude tarief uiteraard niet meer worden toegepast. Leveren op 24 april en de faktuur als datum 7 april geven, is wel mogelijk. Maar vermits het feit van verschuldigdheid van de BTW in april ontstaat, is het nieuwe tarief van toepassing. Het is natuurlijk de vraag wie dit alles zal kontroleren.

Wanneer aangeven?

`

Logisch gezien zou men bij deze techniek denken dat de faktuur gemaakt in de maand april, weliswaar voor een levering van de maand maart, pas aangegeven moet worden via de maandaangifte over de maand april of via de kwartaalaangifte voor het tweede kwartaal. Deze redenering is echter fout. Het BTW-wetboek zit op dat vlak vernuftig in elkaar. De wet schrijft voor dat een belastingplichtige iedere maand aangifte moet doen van de belastbare handelingen die tijdens de vorige maand zijn verricht (art. 50, 1 W.BTW). De wet zegt niet dat men aangifte moet doen van alle fakturen uitgeschreven in de maand. Wel moeten alle belastbare handelingen aangegeven worden. In principe onafhankelijk van het feit of al dan niet een faktuur is uitgereikt. Dit betekent konkreet dat ondanks het feit dat de faktuur pas werd uitgeschreven op 7 april 1992, de handeling opgenomen moet worden in de aangifte van de maand maart. De belastbare handeling situeert zich immers in de maand maart.

Op die wijze beperkt de wetgever misbruiken in de tijd. Vermits de maandaangifte van maart evenals de kwartaalaangifte voor de eerste drie maanden van 1992 moet binnen zijn op de kontrole uiterlijk op 20 april, blijven misbruiken beperkt in de tijd. Alleen jaaraangiften hebben een grotere speelruimte. Maar de fiskus zal de wenkbrauwen fronsen indien hij bij een aannemer met een omzet beneden de drie miljoen enkel fakturen vindt voor de eerste drie maanden van het jaar 1992. Hoewel...

Overgangs-KB

Volgens het BTW-wetboek kan de koning bij een tussenliggende tariefwijziging voorschrijven dat bepaalde leveringen van goederen en diensten gefaktureerd moeten worden aan het tarief dat van toepassing is op het tijdstip dat het belastbare feit plaatsvindt (art. 38, 1, laatste lid W.BTW). Wanneer aldus de BTW verschuldigd wordt op een tijdstip dat niet samenvalt met het belastbare feit (zoals in het geval van de aanrekening van een voorschot), kan een koninklijk besluit de handelaar verplichten het tarief aan te rekenen dat van kracht is bij de levering van het goed of de voltooiing van de dienst. Indien onze koning dergelijk koninklijk besluit maakt, zou in ons voorbeeld het nog snel faktureren van een voorschot in maart (dus vóór de voltooiing van ons nieuwe woonhuis) door de aannemer niet het minste effekt hebben op het tarief. Het zou voor de voorschotfaktuur in maart al 19,5% geweest zijn. Maar nogmaals : onze koning is gul geweest. Van dergelijk overgangs-KB zou op dit ogenblik geen sprake zijn. En om u hoop te geven : hij heeft in het verleden nog nooit gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 27 maart 1992.