DE FISCUS: UW VRIEND?

Het kan verkeren, zei Bredero. En het ging verkeerd. De regering heeft gemeend tal van belastingplichtigen te moeten "pakken'. In België kan het niet meer zoals het de jongste jaren gaat. De fiskale ontvangsten moeten omhoog. Om in 1992 1,6 miljard en in 1993 2,3 miljard te kunnen besparen, worden de meest fundamentele fiskale principes botweg afgeschaft. In deze bijdrage gaan we in op drie maatregelen die vooral de KMO's treffen. Zonder voorbarige konklusies te trekken, kan gezegd worden dat het de hardste maatregelen zijn die ooit tegen de KMO's werden uitgevaardigd. En zonder iemand in paniekstemming te willen brengen : in tal van KMO's zal dit alles véél geld kosten.

Stopzettingsmeerwaarde

De eerste zaak die "gepakt' wordt, betreft de stopzettingsmeerwaarde. Een handelaar of vrije beroeper kan zijn eenmanszaak stopzetten en de aktiviteit overdragen naar een vennootschap die hem voor het opgebouwde kliënteel, de verworven reputatie, de know-how, ... een "goodwill' diende te betalen. Deze goodwill werd eenmalig belast aan 16,5 % plus aanvullende gemeentebelasting. Voor de wet van 22.12.1989 was de hoogte van de goodwill in principe fiskaal niet beperkt. Vanaf die wet kon het niet hoger zijn dan de nettowinst of nettobaat van de vier jaar die aan de stopzetting voorafgaan. De afzonderlijke taxatie op 16,5 % bleef behouden. Nu kondigt de regering aan dat de goodwill die voortvloeit uit stopzettingen vanaf 6/4/1992 zal getaxeerd worden aan 33 % wanneer de goodwill niet wordt behaald ter gelegenheid van de pensionering of op de normale pensioenleeftijd. Een jonge dokter die voortaan een vennootschap opricht en een goodwill vaststelt, zal op die goodwill 33 % belasting betalen. Uiteraard verhoogd met de aanvullende gemeentebelasting. Is die 7 %, dan komt het tarief te liggen op 35,31 %. Het kost onze dokter net het dubbele van vroeger. En uiteraard wordt het recent kassatiearrest dat stelt dat stopzettingsmeerwaarden niet in aanmerking komen voor het bepalen van de grondslag voor de sociale bijdragen voor zelfstandigen, rechtgezet. Door een aanpassing van de wet zal dit vanaf het tweede kwartaal van 1992 wel het geval zijn.

Dat op dit vlak iets zou gebeuren, was duidelijk. Het bleef een veelgehoorde eis op manifestaties met politieke allure. Maar dit alles wordt overroepen. Men vergeet dat de hoge goodwills voortkomen van jaren dat de netto-winst en de netto-baat hoog waren. De hoogte van de voordelige goodwill werd immers sinds de wet van 22.12.1989 gekoppeld aan de vier laatste jaren. Bijgevolg : gedurende die laatste vier jaren hebben de handelaars en vrije beroepers omwille van dat hoge resultaat, pakken belasting betaald. Langs deze goodwill-operatie kregen ze een tijd, pakweg vijf jaar, een lagere belasting te betalen. Zij kregen dus een eenmalige "korting'. Ter vergelijking : de grote ondernemingen hebben onlangs nog een cadeau gekregen. Zij mogen (tegen alle fiskale principes in) 10 % van de belastingvrije reserves uitkeren aan 10 % vennootschapsbelasting. Die 10 % komt in de plaats van de normale 39 %, zijnde één vierde van het normale tarief.

Intresten

Als binnen een personenvennootschap (BVBA, CV, ...) intresten betaald worden, is het opletten geblazen. Wordt deze intrest betaald voor een lening toegestaan door de vennoot zelf, zijn of haar echtgenoot of door hun kinderen wanneer de vennoot of de echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van de kinderen heeft, dan wordt die intrest behandeld alsof het een dividend was. Dit betekent dat op die 100 fr. intrest eerst vennootschapsbelasting moet betaald worden, zijnde 39 fr. Er schiet dan nog 61 fr. over. Op die 61 fr. dient vervolgens 25 % roerende voorheffing ingehouden te worden. Konkreet : 15,25 fr. wordt doorgestort naar het ontvangkantoor. Wat schiet nog over : 45,75 fr. Op die 100 fr. weegt dus een belastingdruk van 54,25 %. Merk op dat het hoogste tarief in de personenbelasting 55 % is.

Als een bestuurder of vennoot van een kapitaalvennootschap hetzelfde deed, werd de intrest "normaal' behandeld. Gevolg : volledig atrekbaar binnen de vennootschap en sinds 1 maart 1990 diende maar 10 % roerende voorheffing ingehouden te worden indien het krediet werd toegestaan sinds die datum. De bestuurder en/of vennoot hield 90 fr. zuiver over.

De kapitaalvennootschappen (NV, CVA) zullen voortaan op dezelfde wijze behandeld worden. Ook daar zal onze bestuurder of vennoot maar 45,75 fr. van zijn 100 fr. overhouden. Deze maatregel gaat in vanaf aanslagjaar 1993.

Vroeger opgezette konstrukties vallen in het water. En dat zal veel pijn doen. Vaak werd deze konstruktie gebruikt bij het opzetten van holding-strukturen. Deze strukturen zullen nu met één pennetrek 96,72 % duurder worden. Een bijna-verdubbeling. Anderzijds : de KMO'er die de voorzichtige beslissing nam zelf aan zijn onderneming te lenen in plaats van een krediet aan te gaan bij zijn bank, is er nu aan voor de moeite. Hij zal een lening moeten vragen aan de bank. Daarmee kan hij de door hem toegestane lening aan zichzelf terugbetalen. Die ontvangen som kan hij dan beleggen bij zijn bank op opnieuw voor elke 100 fr. intrest, 90 fr. netto te kunnen behouden. Met alle gevolgen voor zijn onderneming : strikte aflossingen die geen rekening houden met goede en slechte tijden, hoge intresttarieven, borgstellingen, ... die allen ten koste gaan van de (liquide) slagkracht van zijn onderneming. Nog anders gesteld : de verlaging van de roerende voorheffing van 25 % naar 10 % op rente, wordt ongedaan gemaakt voor de KMO.

Alle andere groepen kunnen van de 10 % blijven genieten. Of nog anders : de beperking van de belasting op intresten tot 10 % wordt een kwasi-monopolie van de banken en grote ondernemingen via obligatieleningen aan toonder.

Huur

Het is sinds mensenheugenis in dit land zo dat intresten van schulden specifiek aangegaan om onroerende goederen te verkrijgen of te behouden, aftrekbaar zijn van de belastbare onroerende inkomsten. Voorbeeld : een vennoot verhuurt zijn winkelpand aan zijn vennootschap voor 40.000 fr. per maand. Op jaarbasis betaalt hij 480.000 fr. intresten.

Op die huur, hem betaald door zijn vennootschap, moet hij geen belasting betalen. De intresten zijn immers gelijk aan de ontvangen huur. Vanaf aanslagjaar 1993 zal het gedeelte van de huur dat hoger is dan het opgewaardeerde kadastraal inkomen, behandeld worden als een beroepsinkomen. Stel dat in ons aanvankelijk voorbeeld het kadastraal inkomen 50.000 fr. is. Het gerevalorizeerd kadastraal inkomen wordt dan 144.000 fr. (koëfficiënt 2,88). Dit impliceert dat de 144.000 fr. van de huur zal weerhouden worden als belastbaar onroerend inkomen en het overige gedeelte, zijnde 240.000 fr., zonder meer bij het beroepsinkomen zal geteld worden (berekening 480.000 - (50.000 x 2,88 x 2/3) - (50.000 x 2,88). Op die 240.000 fr. zal bedrijfsvoorheffing, of in ieder geval voorafbetaling verschuldigd zijn. Het komt in aanmerking voor de sociale bijdragen voor zelfstandigen. Die 240.000 fr. zal ook meteen aan het marginale tarief belast worden. Ze komt immers bovenop het globaal belastbaar inkomen.

Dit is duidelijk de hardste maatregel. Mede omdat de oude techniek reeds sinds jaren bestaat in België. Dus dit was zonder meer een fundamentele krachtlijn binnen de personenbelasting. Elke vennoot heeft ze wel eens toegepast. En vooral... er op gerekend. Vaak liet hij het bedrijfsmatig aan te wenden gebouw niet door de vennootschap bouwen. Hij liet zelf het behouw optrekken en verhuurde het aan zijn vennootschap. Vermits hij met de te betalen intresten, deze huur kon vrijstellen van belastingen, kon hij zijn bank betalen. Voordeel : bij problemen met de vennootschap bleef het aldus gefinancierd onroerend goed buiten schot voor een aantal schuldeisers. Deze konstruktie wordt nu zomaar geschrapt. Wat moet onze vennoot nu doen? Hij zou kunnen beslissen om het goed snel in te brengen in zijn vennootschap om de schuld aan zijn bank te kunnen blijven betalen met onbelast geld van de vennootschap. Maar juist omwille van die schuld moet hij in beginsel 12,5 % registratierechten betalen op de verkoopwaarde bij inbreng. Dus ook al een te kostelijke operatie. Het zou ons niet verwonderen dat deze maatregel een aantal faillissementen op zijn geweten zal moeten schrijven. In ons voorbeeld stijgt de kostprijs immers met minimum 61 % (gerekend met een maatregel tarief van 55 % zonder rekening te houden met eventuele verhoging van sociale bijdragen voor zelfstandigen).

Drama

Het zal meteen duidelijk zijn dat deze hervorming dramatisch is voor de KMO. Ter herinnering : een studie van de NBB wees uit dat de KMO nu al procentueel dubbel zoveel belasting betaalt in vergelijking met de grote ondernemingen. Dat verschil zal nu nog groter worden. Bovendien gaat deze maatregel reeds in voor het aanslagjaar 1993. Dus de KMO'er moet er al rekening mee houden bij het betalen van zijn eerste voorafbetaling vóór 10 april 1992 (dus ten laatste vandaag). Maar hij heeft de wettekst nog niet. Dus hoe kan hij er rekening mee houden ? Maar het spreekt dat hij dan wél de niet-aftrekbare boete zal moeten betalen op het tekort aan voorafbetaling van globaal 20,25 %. Dit alles illustreert met hoeveel respekt de meer dan 100.000 KMO's in België behandeld worden. U zal vragen of aan sommige maatregelen nog te ontkomen is. Misschien ... Veel hangt af van de precieze redaktie van de nieuwe wetgeving. Maar alles wat we nu schrijven kan tegen ons gebruikt worden. Zwijgen is in deze barre tijden goud waard.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 10 april 1992.