VERPLICHT FISKALE SPITSTECHNOLOGIE
Over het jongste ontwerp van fiskale programmawet werd in deze krant over de meest harde maatregelen reeds uitvoerig bericht. Wij denken hier vooral aan de maatregel tegen de door de regering als overdreven bestempelde huurinkomsten. Ook de kwalifikatie als dividend van intresten door een kapitaalvennootschap betaald aan haar bestuurders of vennoten, hun echtgenoten of kinderen indien de vennoten, bestuurders of hun echtgenoten het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben, werd reeds uitvoerig besproken. In het milieu van de fiskaliteit zijn deze maatregelen reeds gewikt en gewogen.
Het advies van de Raad van State rond deze geplande wetswijziging kwam dan ook als een donderslag bij heldere hemel. In dat advies van 16 april 1992 omtrent het voorontwerp van wet stelt de Raad dat de frekwentie van de wijzigingen zo hoog geworden is, dat het steeds moeilijker blijkt het adagium volgens hetwelk "iedereen geacht wordt de wet te kennen' in acht te nemen. Bovendien stelt de Raad dat de onvoorspelbaarheid van de steeds opnieuw opduikende wetgeving de betrouwbaarheid van de ekonomische berekeningen in het gedrang brengt.
Spitstechnologie
Met deze tweede zinsnede lijkt de Raad van State een argument ter hand te stellen aan de ondernemers met logisch boerenverstand. Immers, de zich konstant wijzigende fiskale wetgeving noopt hen tot het aanbrengen van koerskorrekties om de oorspronkelijke berekeningen haalbaar te houden. Deze koerskorrekties neigen soms tot fiskale technologie. Indien de ondernemer ze niet toepast, wordt zijn uitgevoerde investering in vele gevallen door een fiskale wetswijziging onrendabel. Vandaar dat de voortdurende wijziging "fiskale spitstechnologie' induceert. Hoe meer wijzigingen, hoe meer "truuks' gezocht worden die aanleiding geven tot nieuwe "korrektie'-wetgeving. Zo kunnen we doorgaan naar rato van een vijftal ingrijpende wetswijzigingen per jaar, een gemiddelde dat we de afgelopen jaren moeiteloos hebben gehaald.
Hoe is de "fiskale spitstechnologie' in België ontstaan ? We zijn historisch gezien een land geweest dat steeds overheerst werd door anderen. Misschien is het daarom dat we weinig burgerzin hebben. Maar het is mijn stelling dat de wildgroei van fiskale spitstechnologie juist is ontstaan door al die nieuwe wetgeving. Een eenvoudig voorbeeld. Plots kan een ondernemer zijn nieuwe investering niet meer degressief afschrijven. Dit betekent dat hij kleinere afschrijvingskosten zal hebben, wat onmiddellijk leidt tot het betalen van meer belasting. Binnen het investeringsplan is daar geen ruimte voor. Het krediet van de bank moet immers ook betaald worden. En bij het opzetten van de investering was rekening gehouden met de "oude' fiskaliteit. Dus : die ondernemer raadpleegt zijn fiskalist en die moet er maar iets op vinden. Wat hij ook doet.
KMO
Het ziet er dus naar uit dat de fiskale spitstechnologie in dit land nog maar in zijn kinderschoenen staat. In eerste instantie omdat wetswijzigingen met steeds kleinere intervallen op ons afkomen. Nu al wordt een nieuwe trein maatregelen aangekondigd voor de maand juni. Maar daarnaast moeten steeds meer en meer fiskale kantoren meedoen om naar fiskale spitstechnologie te zoeken. Een aantal jaren geleden waren alleen de veelal internationaal gelieerde belastingadvizeurs en de grote advokatenkantoren bedrijvig in die branche. Momenteel draaien de middelgrote kantoren reeds mee in de molen. Binnen afzienbare tijd zal elke fiskalist de technieken eigen aan de fiskale technologie moeten beheersen.
Daarnaast moet gezegd dat fiskale technologie breder toegepast wordt bij onze grote ondernemingen. De KMO kan er vaak geen beroep op doen. Zij heeft noch de middelen, noch de struktuur om de noodzakelijke wijzigingen door te voeren.
Daarbij is het onverstaanbaar dat een aantal bijzonder gunstige maatregelen wordt genomen die haast uitsluitend kunnen gebruikt worden door de grotere ondernemingen. Waarom moest de wet van 23 oktober 1991 plots een gunstig regime voor meerwaarden op aandelen introduceren ? Dit had niets te maken met de moeder-dochter-richtlijn (richtlijn van 23 juli 1990). Waarom mogen nu plots bepaalde belastingvrije reserves (met name deze die voortkomen uit belastingvrije meerwaarden) tegen een verminderd tarief toch uitgekeerd worden tegen alle fiskale principes in (cf. onaantastbaarheidsvoorwaarde). Dit principe werd ingevoerd via de wet van 22 december 1989 en wordt in de op stapel staande nieuwe wet verlengd tot in principe aanslagjaar 1997. Wil België zich internationaal profileren als het belastingparadijs voor meerwaarden voor grote ondernemingen ?
Principes
Een halt toeroepen aan het verdedigingsmekanisme van de belastingplichtige met wat men fiskale spitstechnologie noemt, zal niet makkelijk zijn. De regering moet inzien dat, zoals de Raad van State in hetzelfde advies stelt, een terugkeer naar enige stabiliteit in de wetgeving een voorwaarde is. Maar stabiliteit betekent volgens ons dat opnieuw de oude bekende principes worden gehanteerd bij het schrijven van wetteksten (werkelijkheidsbeginsel, non bis in idem, opsplitsing in vier inkomsten binnen de personenbelasting,...). De jongste jaren merken we dat deze worden opzij gezet mede omwille van het feit dat de fiskale administratie onvoldoende mankracht en tijd zou hebben voor goede kontroles. Daarom worden eenvoudige regeltjes bedacht. Een aantal voorbeelden kan dit illustreren. In de wet van 7 december 1988 werd het principe van de beperkte aftrekbaarheid van bepaalde kosten ingevoerd (75 %, 50 %) met daarbij onverstaanbare uitzonderingen door de minister toegestaan (het alombekende "voetballoge'-verhaal). Ook in de op stapel staande nieuwe wet zitten dergelijke regeltjes: de 6 fr. per kilometer reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling (art. 9 nieuwe wet), de regel om overdreven huur te bepalen,... Onnodig te vermelden dat die regeltjes vaak tot mis-taxatie leiden.
Zolang men geen principes huldigt bij het uitschrijven van wetteksten, zal de spiraal van reparatiewetgeving en nieuwe fiskale technologie blijven bestaan.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 27 mei 1992.