MOEILIJKE BEVALLING

Het wordt moeilijker en moeilijker om een originele intro te vinden voor een column bij het bespreken van een nieuwe fiskale wetgeving. Telkens opnieuw moeten we herhalen dat onze regering nog maar eens één of andere fiskale wijziging op het oog heeft. De zoveelste in de rij. Beeldspraak in de zin van TGV, sicavitis, perpetuum mobile,... zijn het laatste jaar uitputtelijk gebruikt. Maar gelukkig voor diegenen die deze wijzigingen bespreken, duikt bij de totstandkoming van wetgeving een nieuw fenomeen op. De recent door de regering ingediende voorstellen worden zeer vurig geamendeerd door de volksvertegenwoordigers van de meerderheid. En dat is nieuw. We waren ondertussen gewend geraakt aan de idee dat de bespreking in ons parlement een weliswaar verplicht doch saai nummer was geworden. Het recent ingediende wetsontwerp houdende fiskale en financiële bepalingen (08.05.1992) is in de Kamerkommissie flink gewijzigd. Op dit wetsontwerp (dat overigens nog andere dan louter fiskale bepalingen bevat) werden meer dan honderd amendementen ingediend. Om maar te zeggen dat deze fiskale ronde een op zijn zachtst uitgedrukt "moeilijke bevalling' is. Zeker is dat de definitieve wet op bepaalde punten totaal zal afwijken van de oorspronkelijke bedoeling. Of om binnen de beeldspraak te blijven: wie op een zoon rekende, zal moeten wennen aan een dochter.

Bocht

Eén van de drie harde maatregelen die genomen werden tegen de KMO was ongetwijfeld het niet langer aftrekbaar stellen van intresten toegekend aan bestuurders en vennoten van kapitaalvennootschappen (art. 1 Wetsontwerp 08.05.1992). Deze regel was reeds van toepassing op de personenvennootschappen. Het was de bedoeling van de regering dit verbod uit te breiden naar de naamloze vennootschap (NV) en de commanditaire vennootschap op aandelen (CVA). Dit zou betekend hebben dat de belastingdruk op intresten voor de NV en CVA zou gestegen zijn van 10% naar 54,25%.

Maar wat blijkt nu: het in de Kamerkommissie goedgekeurde amendement nr 92 wijzigt de oorspronkelijke geplande maatregel totaal. En daarbij wordt als principe net het tegenovergestelde geďntroduceerd dan datgene wat de regering oorspronkelijk bedoelde. In plaats van de aftrek van intresten toegekend aan bestuurders en vennoten als kost te verbieden in personen- én kapitaalvennootschappen, zal hij voortaan toegestaan worden in zowel personen- en kapitaalvennootschappen. Van een bocht van 180 graden gesproken... De BVBA komt dus op dit vlak gelijk te staan met de NV.

Voorwaarden

Indien het verhaal nu zou ophouden, zou deze maatregel uiteraard te mooi zijn. Vandaar dat voortaan de aftrek als kost van een intrest gekoppeld wordt aan een dubbele grens. Zowel de hoogte van de intrestvoet wordt daarbij geplafonneerd als de intrestsom die kan toegekend worden. Laat meteen duidelijk zijn dat deze grens geldt voor zowel BVBA als NV. Dus de vennootschapsvorm is totaal neutraal. De intrestvoet mag nooit hoger zijn dan de grens gesteld in het nieuwe art. 55 van het Gecoördineerd W.I.B. (het oud art. 55 wordt immers eveneens gewijzigd door het wetsontwerp - zie De Financieel-Ekonomische Tijd van 25.06.1992).

Dit betekent dat de door de vennootschap toegekende intrest nooit hoger mag zijn dan een bedrag dat overeenstemt met de ten aanzien van de marktrente toegepaste rentevoet. Dit met inachtneming van de bijzondere gegevens ter beoordeling van het aan de verrichting verbonden risico en inzonderheid met de financiële toestand van de schuldenaar en met de looptijd van de lening.

De aldus door de vennootschap toegekende intrestsom mag niet hoger zijn dan het gestorte kapitaal verhoogd met de belastbare reserves bij het begin van het belastbare tijdperk vermenigvuldigd met de konform art. 55 bepaalde intrest. Merk hierbij op dat het gestort kapitaal ook de uitgiftepremies omvat (cf. het nieuwe art. 184, in toepassing van art. 1, 5 van hetzelfde Gecoördineerd W.I.B.). Het spreekt voor zich dat deze regel niet moet toegepast worden per krediet, maar voor de totale kredieten toegestaan door alle bestuurders van een kapitaalvennootschap of door alle vennoten van een personenvennootschap.

Wordt één van de twee grenzen overschreden, dan zal enkel het bedrag van de overschrijding als dividend belast worden. Daar moet dus in beginsel 39% vennootschapsbelastingg op betaald worden en 25% roerende voorheffing op ingehouden worden. Het bedrag dat met die grens overeenstemt is aftrekbaar als kost binnen de vennootschap en wordt maar aan een tarief van 10% roerende voorheffing onderworpen.

Daarbij moet gesteld worden dat deze beperking enkel geldt voor rentegevende voorschotten toegestaan door een bestuurder van een kapitaalvennootschap aan die vennootschap en voor dezelfde voorschotten toegestaan door een vennoot van een personenvennootschap aan die personenvennootschap. Wat met zich meebrengt dat indien een zaakvoerder, niet-vennoot van een personenvennootschap of een vennoot, niet-bestuurder van een kapitaalvennootschap dergelijk voorschot geeft, hij géén rekening dient te houden met deze beperkingen. Of om het duidelijker te stellen: in die gevallen bestaan geen beperkingen. Tenzij dat de vennootschap het gedeelte van de intrest boven de marktrente in de zin van art. 55 Gecoördineerd W.I.B., niet als kost mag in mindering brengen en bijgevolg moet behandelen als verworpen uitgave. Voor de vennoot, niet-bestuurder en zaakvoerder, niet-vennoot blijft de 10% roerende voorheffing onbeperkt bestaan. Bovendien bestaat enige koppeling aan gestort kapitaal plus belaste reserves in dat geval niet.

Voorbeeld

Een voorbeeld kan een en ander verduidelijken. Stel dat ik een vennootschap heb. Om het even of het een BVBA, CV, NV, CVA, VOF,... is. Ik geef mijn vennootschap een krediet ten belope van 3 mln. aan 10%. Het gestort kapitaal van deze vennootschap bedraagt 0,5 mln. De belaste reserves bedragen 1,5 mln. Hoe zal deze intrest fiskaal behandeld worden in de veronderstelling dat 10% een logische marktrente is voor deze operatie. Ik ontvang dus 300.000 fr. bruto op jaarbasis. De belastbaarheid daarvan moet in twee delen gesplitst worden. Enkel 200.000 fr. zal als intrest aftrekbaar zijn binnen de vennootschap en bijgevolg onderworpen zijn aan een roerende voorheffing ten belope van 10%. Dit omdat het gestorte kapitaal samen met de belaste reserves maar 2 mln. bedragen. De excessieve 100.000 fr. zullen dus eerst belast worden in de vennootschapsbelasting. Aan een tarief van 39% schiet aldus 61.000 fr. over. Dat moet uitgekeerd worden onder afhouding van 25% roerende voorheffing zodat ik uiteindelijk 45.750 fr. ontvang. Van de oorspronkelijke 300.000 fr. hou ik dus 225.750 fr. over. Moraal van het verhaal: bereken de eerste grens dus nauwkeurig om een maximaal fiskaal voordeel te hebben. Indien die eerste grens wordt overschreden loeren immers wolfijzers en schietgeweren (zie het nieuwe art. 215, derde lid, 3 Gecoördineerd W.I.B. eveneens gewijzigd door het wetsontwerp). Indien de vennootschap voldoet aan de voorwaarden om gebruik te maken van de mooie verminderde tarieven, kan zij door het overschrijden van deze grens die tarieven verliezen.

Uitzonderingen

Voor de goede orde vermelden we hierbij nog dat het geen zin heeft de echtgenote van de bestuurder van een kapitaalvennootschap of de vennoot van een personenvennootschap het krediet te laten toestaan. Ook een kind biedt geen oplossing indien de bestuurder, vennoot of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van dat kind heeft. Zowel bij deze echtgenoten als kinderen moeten de geschetste grenzen gerespekteerd worden. Deze regel bestond voorheen reeds voor de personenvennootschappen. Het is dus logisch dat hij nu globaal wordt uitgebreid.

Daarentegen gelden de beperkingen niet voor obligaties uitgegeven door een openbaar beroep op het spaarwezen (ook al zou daarop ingetekend zijn door de gevizeerde bestuurders of vennoten), voor vorderingen op coöperatieve vennootschappen erkend door de Nationale Raad van de Coöperatie en voor vorderingen in het bezit van bestuurders-vennootschappen en vennoten-vennootschappen die aan de Belgische vennootschapsbelasting zijn onderworpen konform art. 179 Gecoördineerd W.I.B.

Inwerkingtreding

Merkwaardig is de datum van inwerkingtreding van deze nieuwe wetgeving. Het in de Kamerkommissie aanvaarde amendement nr 97 stelt dat deze nieuwe regeling van toepassing zal zijn voor de betaalde of toegekende intresten vanaf 27 maart 1992. Het amendement verdedigt deze datum als volgt: 'Daar de maatregel, in zover zij het fiskaal stelsel van de interest van voorschotten wijzigt, op de Ministerraad van 27 maart 1992 werd goedgekeurd, past het de inwerkingtreding op die datum te laten ingaan'

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 2 juli 1992.