REGERING-DEHAENE ZET PUNT ACHTER FISKALE LENTE VAN 1988

De regeringsverklaring van de huidige bewindsploeg-Dehaene leek zo beloftevol : "Behoud van de krachtlijnen van de hervorming van de personenbelasting'. Dat stelde ons en ongetwijfeld ook u gerust. Aan de wet van 7 december 1988 zou dus niet worden geraakt. Inmiddels is het begrotingskonklaaf 1993 voorbij en weten we wel beter.

Een van de blikvangers uit de jongste besparingsronde is natuurlijk de gewijzigde regeling voor het pensioensparen en de levensverzekering. Toegegeven : het pensioensparen werd reeds vóór de hervorming van december 1988 ingevoerd. Het derde-leeftijdssparen is inderdaad een vrucht van de wet van 4 augustus 1986 en behoort dus niet tot de hervorming van de personenbelasting.

Daar staat tegenover dat de nieuwe regeling voor de aftrek van levensverzekeringen wél werd ingevoerd door de wet op de belastinghervorming. De regering is dus de mening toegedaan dat de aftrek van de levensverzekering geen krachtlijn is van de hervorming van onze personenbelasting. En het moet gezegd : de aftrek op zich wordt behouden. Die krachtlijn blijft dus overeind. Alleen is de levensverzekering niet meer aftrekbaar tegen het marginale tarief, maar tegen een verbeterd gemiddeld tarief.

Maar dé krachtlijn van de hervorming van december 1988 was zonder enige twijfel de belastingverlaging die toen met bijzonder veel tamtam werd doorgevoerd. Nu komt de regering doodleuk verklaren dat die tariefvermindering geen krachtlijn van de hervorming was. Dat vergt toch wel enige toelichting.

Tax reform

Hoe kwam de belastingverlaging van december 1988 tot stand ? Op 22 oktober 1986 vaardigde de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan de legendarische Tax Reform Act uit die zijn landgenoten een flinke duit in de portefeuille moest bezorgen. Heel wat Europese landen hebben dit voorbeeld willen volgen. En dus ook in het kleine België werkte Reagans plan aanstekelijk : belasting omlaag, koopkracht omhoog. Vanaf het aanslagjaar 1990 werd het hoogste marginale tarief in de personenbelasting teruggebracht van dik in de 60 procent (oud art. 78, 1 WIB) naar 55 procent. Tegelijkertijd werd via artikel 178 van het Gekoördineerd WIB het principe van de indexatie ingevoerd. Voortaan zouden zo goed als alle bedragen in het wetboek jaarlijks geïndexeerd worden.

Dit was en blijft een noodzakelijkheid. Indien de belastingschijven, aftrekken, vrijstellingen... niét worden geïndexeerd, leidt dit bij inflatie tot een reëel lager netto-inkomen voor de belastingplichtige. Meer nog : op (zeer) lange termijn zal elke Belg bij blijvende stijging van de levensduurte op die wijze belast worden aan het hoogste tarief. Dus mag terecht worden gesteld dat de tarieven van artikel 130 de bakstenen en de indexatie van artikel 178 van het Gekoördineerd WIB het cement is van de in 1988 ingevoerde belastingverlaging.

De regering speelt het echter fijn. De tarieven blijven behouden. Het is de indexering die (definitief?) wordt teruggeschroefd. De regering stelt impliciet dat de verlaging van de belastingtarieven wél en de indexering van belastinggrenzen, aftrekken enzovoort geen krachtlijn van de hervorming 88 was. Maar zonder indexatie vormt een belastingverlaging slechts een tijdelijk voordeel. Of anders gesteld : wat de regering doet, is beweren dat het kind zonder moeder kan.

Truuk

De grootste krachtlijn van de wet van 7 december 1988, de belastingverlaging, is dus weg. Door het verdwijnen van de indexatie blijven de tarieven nominaal wel dezelfde, maar stijgen ze in reële termen. John Maynard Keynes had daar in 1936 al een term voor : "money illusion'. En die illuzie levert alleen al voor het aanslagjaar 1993 maar liefst 8 miljard frank op. Maar gelukkig doorzien we de truuk nu wél. De niet-indexering is algemeen op twee uitzonderingen na. De bedragen vermeld in artikel 131 en 132 Gekoördineerd WIB zal men jaarlijks blijven indexeren. Artikel 131 bepaalt de belastingvrije som van respektievelijk 181.000 fr. voor een alleenstaande belastingplichtige en 143.000 fr. voor elke echtgenoot (geïndexeerde cijfers voor het aanslagjaar 1993). Artikel 132 heeft het over de bedragen die bij eerstgenoemde bedragen geteld moeten worden voor personen ten laste (38.000 fr. voor één kind, 99.000 fr. voor twee, 223.000 fr. voor drie... - alle geciteerde cijfers betreffen geïndexeerde bedragen voor aanslagjaar 1993).

Maar buiten die bedragen wordt niets meer geïndexeerd. Een paar voorbeelden : het aftrekbaar bedrag van de levensverzekering en kapitaalaflossingen (artikel 84, 1 Gekoördineerd WIB), het bedrag te besteden aan het pensioensparen (artikel 117, tweede lid van hetzelfde wetboek), de bedragen voor aftrek van intresten van hypotecaire leningen (art. 116 WIB), de forfaitaire beroepskosten (artikel 51 WIB), het forfait van 6 fr. per afgelegde kilometer (artikel 66, vierde lid Gekoördineerd WIB), ... Pittig detail : door het niet-indexeren van de forfaitaire beroepskosten kan het op termijn dus weer nuttig worden de werkelijke beroepskosten te bewijzen. Tenzij die kosten uitsluitend bestaan uit verplaatsingen met de auto van en naar het werk. Daar blijft het tarief per kilometer voortaan vast op 6 fr.

Opcentiemen

De aanpassing van de tarieven binnen de personenbelasting is ons inziens een vrij zware ingreep in de Belgische fiskaliteit. Met het afschaffen van de indexatie binnen de personenbelasting wordt geraakt aan een fundamentele krachtlijn van de hervorming van de wet van december 1988. En de regering had juist gesteld daaraan niet te raken. De in België ingevoerde belastingverlaging is bijgevolg zonder meer ongedaan gemaakt. Een ander, maar verworpen voorstel dat cirkuleerde bij de opmaak van de begroting 1993, met name het invoeren van opcentiemen, leek ons als fiskalist dan toch stukken eerlijker te zijn geweest. Nu moet de regering bekennen dat de grootse plannen tot belastingverlaging van 1988 (personenbelasting) uiteindelijk niet haalbaar blijken te zijn en zij zich dus grondig vergist heeft.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 28 augustus 1992.