WIE KOMT ER NOG IN AANMERKING VOOR DE INVESTERINGSAFTREK? (2)

Onze regering is van mening dat rond nogal wat fiskale bepalingen misbruiken bestaan. Zij oordeelde dat het voor de investeringsaftrek niet anders was. Aanvankelijk werd die investeringsaftrek begin de jaren tachtig ingevoerd om ondernemingen aan te zetten tot investeringen. In een later stadium motiveerde men hem als inflatie-kompensatie, wat tot uiting kwam in de wet van 7 december 1988. Maar Dehaene I was vorig jaar van oordeel dat dit in de huidige tijden niet meer zo'n vaart loopt, zodat die investeringsaftrek diende herbekeken te worden. Het was de bedoeling komaf te maken met misbruiken. Of zoals het in Dehaene-jargon past, oneigenlijk gebruik uit te sluiten. Dit alles werd verwezenlijkt via de wet van 28 juli 1992. Maar evenzeer passend voor de totstandkoming van fiskale wetten werd op 28 december 1992 wat reparatiewerk uitgevoerd.

Vorige week gingen we vooral in op de activa die in aanmerking komen voor de investeringsaftrek. In deze bijdrage gaan we een antwoord geven op de vraag welke belastingplichtigen nog kunnen genieten van de aanlokkelijke investeringsaftrek. En daaruit zal blijken dat in de vennootschapsbelasting enkel de als dusdanig gedefinieerde KMO's nog recht hebben op de aftrek.

Personenbelasting

In de direkte fiskaliteit in België wordt met de maand het onderscheid tussen personenbelasting en vennootschapsbelasting duidelijker. Met de investeringsaftrek is het niet anders. Voor de personenbelasting blijft hij behouden. Voor de vennootschapsbelasting wordt hij op nul gezet. Tenzij voor wat binnenlandse KMO's betreft.

In de personenbelasting wordt verwezen naar het gemiddelde van de indexcijfers van de konsumptieprijzen van het rijk. Daarbij worden een minimum en een maximum vastgelegd. In de personenbelasting hebben de betrokken belastingplichtigen steeds recht op 3,5 procent, maar mag de aftrek nooit meer dan 10,5 procent bedragen (art. 69, eerste lid, 1 WIB/1992).

Dit basispercentage wordt verhoogd met 10 procentpunten ingeval de activa worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe produkten en toekomstgerichte technieken die geen effekt hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effekt op het leefmilieu zoveel mogelijk te beperken. Eenzelfde verhoging wordt toegestaan indien de activa dienen voor een rationeler energieverbruik, voor de verbetering van de industriële processen uit energetische overwegingen en, in het bijzonder, voor de terugwinning van energie in de industrie (art. 69, eerste lid 2 WIB/1992). Om deze verhoogde investeringsaftrek te bekomen is niet de fiskus bevoegd. Wel moet u de bevoegde dienst van het Vlaams, Waals of Brussels Hoofdstedelijk Gewest om een attest verzoeken. Als u dat heeft, kan u de fiskus om deze aanlokkelijke aftrek vragen.

Naast deze vernieuwde regeling blijft de oude gespreide investeringsaftrek ongewijzigd bestaan (art. 70 WIB/1992). Enige voorwaarde was en blijft: op de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarin de activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht minder dan 20 werknemers tewerkstellen. Op dat ogenblik krijgt u een hogere investeringsaftrek. Deze ligt 7 procentpunten hoger dan de eenmalige aftrek. Maar die moet u dan wel spreiden over de afschrijvingsperiode van de in aanmerking te nemen activa door dit hogere percentage toe te passen op de afschrijvingen die voor dat aktief worden geboekt. Merk hierbij op dat indien bij overdracht of buitengebruikstelling van een vast aktief waarbij voor de gespreide investeringsaftrek werd gekozen, het totaal van de aftrekken lager is dan de aftrek die men eenmalig had kunnen toepassen, men een aanvullende investeringsaftrek mag toepassen in het jaar van overdracht of buitengebruikstelling voor het verschil (art. 71 WIB/1992). Tabel 1 geeft de percentages weer die voor de aangegeven aanslagjaren van toepassing zijn.

Vennootschapsbelasting

In de vennootschapsbelasting werd de eenmalige gewone investeringsaftrek op nul gezet (art. 201, eerste lid, 2 WIB/1992). Deze nieuwe bepaling is van toepassing op de vaste activa die vanaf 27 maart 1992 zijn verkregen of tot stand gebracht (art. 47, 9 Wet 28 juli 1992). De verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende en milieuvriendelijke investeringen blijft echter zonder meer bestaan. Op dit vlak bestaat geen verschil met de personenbelasting. Tabel 2 geeft dan ook de toe te passen percentages weer voor niet-KMO-vennootschappen in de vennootschapsbelasting. Merk daarbij op dat de gespreide investeringsaftrek wél blijft bestaan voor niet-KMO-vennootschappen!

Op deze algemene regel bestaat één grote uitzondering. Indien het gaat om binnenlandse vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan de helft toebehoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen en die geen deel uitmaken van een groep waartoe een koördinatiecentrum behoort, blijft de eenmalige investeringsaftrek behouden zoals hij is bepaald in de personenbelasting voor een eerste schijf van 200 miljoen frank investeringen per belastbaar tijdperk. Ook voor deze soort belastingplichtige blijft de gespreide investeringsaftrek bestaan. Voor een overzicht, zie tabel 3.

Bij dit alles één opmerking. Indien een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen gebruik wil maken van de uitzondering, is het opletten geblazen. Zijn haar aandelen aan toonder, dan zou de fiskus naar een bewijs kunnen vragen dat die aandelen inderdaad voor meer dan de helft toebehoren aan natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen. En aldus zou die onderneming kunnen verplicht worden tot het bekendmaken van iets wat juist niet bekend mag worden... Dus twee keer nadenken alvorens van de uitzondering gebruik te maken.

Doorverhuren

De Belg is inventief als het op ontwijken van belastingen aankomt. De opnulzetting, ingevoerd in de wet van 28 juli 1992, kon gemakkelijk ontweken worden. Het was voldoende dat de betrokken onderneming (die over geen koördinatiecentrum beschikt) een aparte binnenlandse vennootschap oprichtte waarbij de aandelen voor meer dan de helft toebehoren aan een of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen. Men zou voortaan deze vennootschap alle investeringen laten doen om ze vervolgens door te verhuren aan de gelieerde vennootschappen. Het recht op investeringsaftrek werd immers niet geweigerd indien het recht van gebruik wordt afgestaan (anders dan via een leasingkontrakt of bij overeenkomst van erfpacht of opstal of enig gelijkaardig onroerend recht) aan een onderneming die de vaste activa gebruikt voor de uitoefening van haar beroepswerkzaamheid in België en het recht van gebruik daarvan geheel noch gedeeltelijk aan een derde overdraagt (art. 75, 3 WIB/1992 zoals het werd gewijzigd door art. 12 van de Wet van 28 juli 1992).

Juist daarom werd art. 75, 3 WIB/1992 gewijzigd zodat de investeringsaftrek enkel behouden blijft bij zojuist geschetste konstrukties indien de overdracht van het vast aktief gebeurt aan een natuurlijk persoon die de vaste activa in België gebruikt voor het behalen van winst of baten en die het recht van gebruik daarvan geheel noch gedeeltelijk aan een derde overdraagt (art. 3 Wet van 28 december 1992). Aldus is de ontwijkingsroute de pas afgesneden. Inwerkingtreding: vaste activa verkregen of tot stand gebracht vanaf 1 januari 1992 (art. 30, 9 Wet van 28 december 1992). Met andere woorden: een retro-aktiviteit om u tegen te zeggen.

Maar voor een "grote' vennootschap (bv. alle aandelen in handel van andere rechtspersonen) die haar activa zelf gebruikt en op de eerste dag van het belastbaar tijdperk geen 20 werknemers in dienst heeft, blijft de gespreide investeringsaftrek zonder meer bestaan.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 22 april 1993.