RECUPERATIE VAN VORIGE VERLIEZEN WORDT BEMOEILIJKT

De fiscus heeft in de voorbije jaren een aantal wapens in handen gekregen om ongeoorloofde of overdreven recuperatie van fiscale verliezen te bekampen. Ook in de nieuwe begrotingsmaatregelen wordt dat arsenaal verder uitgebreid. De aftrek van vorige verliezen zal voortaan worden geweigerd indien een wijziging van de controle van het aandeelhouderschap niet voortvloeit uit rechtmatige financiële of economische motieven.In het verleden bestond een bloeiende handel in vennootschappen die over een flinke portie fiscale verliezen beschikten. Vaak werd voor die vennootschappen een bedrag betaald van 5 tot 15 procent van de recupereerbare verliezen. In België bestond immers geen expliciete bepaling die de aftrek van dergelijke verliezen beperkte. Via allerlei vaak geoorloofde intragroepsverrichtingen werd aldus winst verschoven van een winstgevende vennootschap naar de verlieslatende. De beruchte fusieoperatie Acec-Union Minière in 1989 deed uiteindelijk de deur dicht.

Een van de wapens die de fiscus sindsdien ter beschikking kreeg, is de winstcontrole. Daarbij gaat de fiscus in de regel na of de verkoopfacturen die de verlieslatende onderneming verstuurt wel effectief overeenstemmen met een daadwerkelijk geleverde prestatie. Staat daar geen effectieve prestatie tegenover, dan mag de fiscus de aftrek van de vorige verliezen weigeren op de winst die uit deze verrichtingen voortvloeit (art. 207, tweede lid W.I.B. 1992 ingevoerd door art. 36 Wet van 25.06.1973).

Arbitragehof

Een tweede gerichte maatregel werd recent ingevoerd en werd pas van toepassing vanaf aanslagjaar 1996. Beroepsverliezen mogen in geen geval worden afgetrokken van behaalde winsten indien de som van de gemiddelde omzet samen met de financiële opbrengsten geboekt tijdens de drie vorige belastbare tijdperken, minder bedraagt dan 5 procent van het gemiddelde balanstotaal (art. 206, 3 W.I.B. 1992 ingevoerd door art. 4, 2 Wet (04.04.1995). Stel dat gedurende de boekjaren 1992, 1993 en 1994 de omzet plus financiële opbrengsten, slechts 4 procent van het gemiddelde balanstotaal van die jaren beloopt, dan zijn de (gecumuleerde) verliezen behaald tot en met boekjaar 1994 niet meer aftrekbaar. De regering wou met deze maatregel de verliesrecuperatie door slapende vennootschappen verhinderen.

Tegen deze laatste maatregel werd vrij snel een voorziening voor het Arbitragehof ingediend (zie B.S. 14.12.1995, p. 33.499). De indieners vragen aan het hof of deze maatregel het gelijkheidsbeginsel ingeschreven in (art. 10 en 11 van) de grondwet niet schendt. Of beter: is 5 procent van de omzet plus financiële kosten een relevant en objectief criterium om slapende van werkende vennootschappen te onderscheiden. En menigeen weet dat het niet hebben van omzet of financiële opbrengsten zeker niet impliceert dat een vennootschap geen activiteit meer zou hebben. Zo kan juist door een geëigende waarderingstechniek bepaald in de boekhoudwet (art. 27, 3 K.B. 08.10.1976), gewacht worden tot op het ogenblik van oplevering van een project (een bestelling in uitvoering) om de daarmee samenhangende opbrengst in omzet te boeken.

Denk maar aan een vastgoedproject. Het kan jaren duren alvorens dat afgewerkt is. Maar intussen boekt de onderneming geen omzet of financiële opbrengsten. De in deze periode geboekte verliezen zouden na verloop van tijd niet langer aftrekbaar zijn omdat die onderneming zou geslapen hebben. Niets is uiteraard minder waar. Ze was druk doende met een vaak groot project. Het zou niet verwonderlijk zijn dat het Arbitragehof deze maatregel vernietigt.

Zekerheid

Vandaar dat de regering zeker wil spelen. Vandaar dat de ministers bij volmacht meteen een nieuw artikel zullen invoeren rond verlieslatende vennootschappen. De aftrek van vorige verliezen zal voortaan worden geweigerd indien een wijziging optreedt in de controle van het aandeelhouderschap die niet gerechtvaardigd wordt door rechtmatige financiële of economische motieven. Deze nieuwe regel zal niet enkel gelden voor de fiscale verliezen, maar ook voor de investeringsaftrek. Aldus komt een einde aan de onbeperkte overdraagbaarheid van de investeringsaftrek.

Voortaan zal de verlieslatende belastingplichtige (zelf) moeten motiveren dat zijn nieuwe aandeelhouder naast de verliesrecuperatie ook nog andere rechtmatige economische of financiële behoeften zag om de aandelen van de verlieslatende vennootschap over te kopen. In de tekst van het begrotingsconclaaf wordt gesteld dat de overname van een failliete onderneming met (zelfs gedeeltelijk) behoud van de activiteiten en van het personeel in dienst, in elk geval een rechtmatig economisch motief zal zijn. Voor deze nieuwe bepaling zal in een specifieke ruling voorzien worden zoals dit het geval is bij fusies en splitsingen (zie art. 211, 1, tweede lid, B. 1992).

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 3 oktober 1996.