ONROERENDE VERHUUR: VOORTAAN MET BTW?

Aimé Desimpel is de man die de Belg de baksteen bezorgde waarmee elk van ons in zijn maag is geboren. Nu is hij volksvertegenwoordiger. En in die hoedanigheid heeft hij een wetsvoorstel ingediend om de verhuur voor nijverheids- of handelsdoeleinden voortaan BTW-plichtig te maken.Op dit ogenblik geldt in het Wetboek BTW (WBTW) ingevolge de zesde BTW-richtlijn dat iedere handeling die geen levering van een goed is, als dienst moet aangemerkt worden. Hieruit volgt dat de verhuur van Belgische onroerende goederen als een dienst moet beschouwd worden. Kadert deze verhuur in de zelfstandige uitoefening van een economische activiteit, dan is de betrokken verhuurder in België een BTW-belastingplichtige. Maar in het WBTW staat wel expliciet dat deze dienst vrijgesteld is van BTW (art. 44, p. 3, 2, WBTW).Dus de verhuurder is BTW-belastingplichtige, maar mag geen BTW aanrekenen op zijn huur.

Magazijnen

Op dit ogenblik zijn op deze stringente regel een aantal uitzonderingen voorzien. Vier kunnen onderscheiden worden (zie art. 44, p. 3, 2 a tot c WBTW) Onroerende financieringshuur (leasing) die aan welbepaalde voorwaarden voldoet en de verhuur van safeloketten moet steeds met BTW. Daarnaast moet eveneens BTW aangerekend worden voor zover het gaat om de terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen, het verschaffen van gemeubelde logies in hotels, motels en in inrichtingen waar aan betalende gasten onderdak wordt verleend, de terbeschikkingstelling van plaats om te kamperen en last but not least de terbeschikkingstelling van bergruimte voor het opslaan van goederen. Vooral deze laatste uitzondering maakt de laatste jaren flinke opgang. Sinds 1 januari 1993 moet deze terbeschikkingstelling niet meer gebeuren in het kader van een exploitatie. Aldus kan een natuurlijke persoon magazijnen verhuren aan een vennootschap en daarop BTW aanrekenen. Zijn groot voordeel is uiteraard dat deze natuurlijke persoon aldus de in principe betaalde BTW aan de aannemer kan terugvorderen van de staat. Zijn gebouw wordt aldus 17,4 procent (21 op 121) beterkoop. De huurder moet dan wel BTW op de huur betalen, maar deze is voor hem toch een van de staat terug te vorderen belasting.

Bovendien besliste de Administratie dat, in het geval de verhuur van een opslagruimte bijkomend een kantoor omvat dat uitsluitend wordt gebruikt door de magazijniers of door de personen die met het beheer van het magazijn belast zijn, dit feit geen afbreuk doet aan de toepassing van de BTW (ET 84.499/KS van 16 november 1995; zie Fiscale Koerier 96/193). Dus zelfs dan kan de verhuur met BTW.

Wet 1992

Maar buiten de opgesomde uitzonderingen is het een feit dat onroerende verhuur niet met BTW kan. Ooit stonden andere plannen op stapel. In de grote BTW-wijziging eind 1992 was het de bedoeling de verhuur van gebouwen onder toepassing van de BTW te laten vallen, voor zover de huurder dit gebouw zou gebruiken voor de behoeften van zijn economische activiteit (art. 50 Wet 28 december 1992). Een koninklijk besluit zou een en ander concreet regelen. Maar dat kwam er nooit. Meer nog: in 1994 werd de geciteerde passus in het BTW-wetboek geschrapt (art. 89 wet 5 juli 1997). Reden: budgettair niet haalbaar.

Desimpel

En nu gooit Aimé Desimpel met zijn voorstel dit oude plan weer op tafel (Kamer, Wetsvoorstel 1168/1 - 96/97, 11 augustus 1997). In de tekst van het voorstel wordt voorgesteld de verhuur van onroerende goederen voor nijverheids- of handelsdoeleinden, andere dan die het voorwerp uitmaken van een contract van onroerende financieringshuur, aan BTW te onderwepen.

Enige voorwaarde zou aldus nog zijn dat het gebouw moet gebruikt worden voor nijverheids- of handelsdoeleinden. Dit zou meteen betekenen dat vrije beroepen niet in aanmerking zouden komen om te huren met BTW, vermits deze een vrij beroep uitoefenen en dus geen nijverheids- of handelsactiviteit. Een verhuurder, die voorbelasting wenst te recupereren, zou in deze regeling met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, niet willen verhuren aan bijvoorbeeld een volledig BTW-plichtige architect.

In de motivatie van het voorstel wordt er onder meer op gewezen dat in de meeste Europese lidstaten dergelijke BTW-onderworpenheid voor de bedoelde economische activiteit al bestaat. Dus waarom zou België niet volgen?

Vraag is uiteraard of nu wel een (wissel)meerderheid zal gevonden worden voor dit voorstel. De kans op slagen is echter zo goed als nihil. Alle bouwheren van gebouwen die gebruikt worden of zullen worden voor nijverheids-of handelsdoeleinden, zouden bij goedkeuring van deze wetswijziging BTW recupereren. Ook zij die al een tijd geleden bouwden, zouden dit kunnen . De staat zou er een belangrijk stuk ontvangsten bij inschieten. En dat kan vermoedelijk niet.

Dus we zullen maar blijven onroerende leasingsoperaties opzetten, om uiteindelijk via eg hetzelfde resultaat te bekomen. Daar zijn wij Belgen sterk in. Héél sterk.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 9 oktober 1997.