DE NIEUWE VLAAMSE SUCCESSIERECHTEN EN GEVOLGEN VOOR SAMENWONENDEN
Vlaanderen heeft sinds het begin van dit jaar zijn eigen tarieven en vrijstellingen inzake successie voor de traditionele groepen van de familie van een erflater. Recent werd na nogal wat strubbelingen in het Vlaamse Parlement een nieuwe categorie toegevoegd: de samenwonenden. Deze nieuwe regeling wordt van kracht voor erflaters die deze wereld verlaten vanaf 01.01.1998 (Decreet 15.07.1997, B.S. 01.10.1997). Het is dus nog even volhouden.Tot voor kort kende Vlaanderen drie verschillende tarieven inzake successie. In de bijgaande tabel worden de voorheen bestaande tarieven in de rechte lijn en tussen echtgenoten, voor broers en zussen en tussen anderen samengevat.
Bij het decreet van 20.12.1996 (B.S. 31.12.1996) dat inzake successierechten de rechte lijn, echtgenoten en de familiale onderneming regelde, stelde de federale regering dat Vlaanderen zijn boekje te buiten ging (zie ook krant van 02.10.1997). Deze laatste aanpassing rond samenwonenden lijkt de toets met de Bijzondere Wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten wel te kunnen doorstaan.
Wisselmeerheid
Maar bij het regelen van het tarief in de rechte lijn en tussen echtgenoten, broers en zussen en de anderen, wensten een aantal fracties van het Vlaamse Parlement verder te gaan. Traditioneel worden enkel verminderde tarieven toegestaan aan echtgenoten en personen die in burgerrechterlijk opzicht (min of meer dichte) familie van elkaar zijn. Voor het eerst werd echter een wisselmeerderheid gevonden om samenwonenden hetzelfde tarief toe te bedelen als echtgenoten. Daartoe werd een voorstel van decreet goedgekeurd binnen de Commissie voor Financiën. Maar wat velen voorspelden, geschiedde al snel: de poppen gingen aan het dansen in de Vlaamse coalitie. De SP was de initiatiefnemer van het voorstel, maar de CVP was sterk tegen. Als de samenwonenden van hetzelfde tarief kunnen genieten als de gehuwden, moeten samenwonenden voortaan ook dezelfde andere belastingen betalen, klonk het daar. Maar dat kan Vlaanderen (vooralsnog) niet regelen. Vandaar dat een (mager) compromis werd bereikt door samenwonenden een tarief toe te bedelen dat ligt tussen dat van echtgenoten en broers en zussen. Meteen mag duidelijk zijn dat dus uiteindelijk de samenwonenden niet hetzelfde tarief krijgen dat gehuwden genieten. Anderzijds is het een stuk goedkoper dan het tarief dat voorheen op samenwonenden van toepassing was. Dit was immers het hoogste tarief dat nu nog steeds zal gelden tussen anderen (zie voor details TABEL). En dit is ondanks de daling van het maximale tarief van 80 naar 65 procent zwaarder geworden dan voorheen, vermits het nu van toepassing is op de som van de netto-aandelen samen en niet langer op elk van de netto-aandelen afzonderlijk.
Definitie
De vraag is uiteraard wie samenwonend is. Een eerste voorstel eiste de inschrijving in een gemeentelijk partnerschapsregister gedurende minstens drie jaar. Maar velen vroegen zich af of Vlaanderen dergelijk register kon invoeren. Was dit immers geen prerogatief van het federale Burgerlijk Wetboek? Vandaar dat werd gekozen voor een minder formele definitie. Onder samenwonenden wordt verstaan een persoon of personen die op de dag van het openvallen van nalatenschap minstens drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en met die erflater een gemeenschapelijke huishouding voeren.
Het nieuwe decreet stelt dat het bewijs van samenwonen enkel kan aangetoond worden door een uittreksel uit het bevolkingsregister voor te leggen waaruit duidelijk zal blijken of de erflater al dan niet samenwoonde met zijn testamentair legataris. Zoals de tekst geformuleerd is, kan niemand van deze nieuwe regeling genieten als hij bij de ambtenaar van de burgerlijke stand een andere woonplaats zou hebben dan de erflater, maar als beiden een ander adres hebben in de registers van de burgerlijke stand, dan zullen deze personen nooit als samenwonend kunnen beschouwd worden voor deze regeling. Merk op dat hetzelfde adres reeds moet gelden sinds drie jaar voor het overlijden. In de nu nieuwe regeling is trouwens geen overgangsgunst voorzien.
Maar eenmaal de inschrijving in de bevolkingsregisters klopt, wordt door de wet vermoed dat erflater en legetaris een gezamenlijke huishouding voerden. Dit vermoeden kan weliswaar weerlegd worden, maar het is dan wel de fiscus die dat moet doen. De bewijslast van het niet voeren van een gemeenschappelijke huishouding ligt dus bij de ambtenaar die de aangiftes in de successie dient te onderzoeken. Maar uit wat blijkt het al dan niet voeren van een gemeenschappelijke huishouding? Dit blijkt volgens het decreet onder meer uit de voortgezette wil van de partijen daartoe en de bijdragen van de partijen in de kosten van deze huishouding. Aldus lijkt de tekst er van uit te gaan dat minstens deze ementen moeten aanwezig zijn om van een gemeenschappelijke huishouding te kunnen spreken.
Pastoor
De kersverse wet geldt niet alleen in een man-vrouw relatie, maar ook in een man-man of vrouw-vrouw relatie. Meer nog: de regeling is niet alleen bedoeld voor een erflater die met één ander persoon samenwoont, maar ook voor een erflater die met meerdere andere personen samenwoont. Met deze verwijzing kunnen kloosterorden en sommige van de recent in opspraak gekomen 'sekten' van dit verminderd tarief genieten. Ook broers en zussen moeten dit tarief kunnen toepassen indien zij samenwonend zijn. Of om een nog gewaagder voorbeeld te geven: de pastoor en zijn trouwe meid zijn voortaan uit de zorgen.
Tarief blijft hoog
Maar al bij al blijft het tarief hoog. Vanaf drie miljoen per legataris moet meer dan één derde van het bekomen deel afgestaan worden aan belastingen. In de rechte lijn en tussen gehuwden wordt dat tarief nooit bereikt. Dus ondanks alles zullen niet-gehuwde man-vrouw koppels uiteindelijk blijven doen wat ze ooit nooit wilden doen: trouwen. En bedenk dat ze niet gedurende de volle drie jaar met elkaar moeten gehuwd zijn alvorens van de zo begeerde laagste tarieven te kunnen genieten. Zij gelden reeds vanaf de eerste dag van het huwelijk. Voor diegenen die dat niet kunnen of niet willen, blijft nog altijd de weg van het `Tontine-beding bestaan. Het kanscontract bij uitstek om vervelende successierechten te vermijden!
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 13 november 1997.