MAG DE FISCUS IN UW COMPUTER KIJKEN?

De natuurlijke personen en rechtspersonen onderworpen aan het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB 1992) die een beroep doen op een computersysteem om hun boekhouding te voeren, moeten sinds 16 juli 1994 de fiscus inzage geven van de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma's en het beheer van het gebruikte systeem, alsook de informatiedragers en alle gegevens die zij bevatten. In het BTW-Wetboek staat een gelijkaardige bepaling. Maar inzake BTW stelt de wet dat de fiscus de kopieën die hij neemt van de computergegevens mag meenemen. In het WIB 1992 staat dat niet.Fiskoloog bespreekt in het nummer 662 de nieuwe rondzendbrief die de Administratie in het kader van de in 1994 ingevoerde bepaling rond computerboekhoudingen schreef (Ci.RH.81/470.318 - 07.05.1998). Daarin licht de fiscus toe hoe een en ander door haar wordt geïnterpreteerd en toegepast.

Wet

Inzake directe belastingen stelt de wet dat de natuurlijke personen en rechtspersonen die een beroep doen op een computersysteem om de boeken en bescheiden bij te houden en waarvan de voorlegging noodzakelijk is om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen, verplicht zijn - op verzoek van de Administratie - ter plaatse de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma's en het beheer van het gebruikte systeem, alsook de informatiedragers en alle gegevens die zij bevatten, ter inzage voor te leggen (art. 315bis, eerste lid WIB 1992). De wet stelt duidelijk dat de inzage moet gebeuren bij de belastingplichtige (ter plaatse) zonder dat deze zich moet verplaatsen (art. 315, eerste lid WIB 1992).

Wanneer de fiscus dat vraagt, zijn de betrokken belastingplichtigen verplicht op hun uitrusting en in het bijzijn van de ambtenaren van de Administratie, kopieën te maken in de door die ambtenaren gewenste vorm van het geheel of van een deel van voormelde gegevens, alsook de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen.

Welke gegevens

Een eerste vraag daarbij is uiteraard welke gegevens de belastingplichtige moet kopiëren. Het zal meteen duidelijk zijn dat de fiscus kopie kan vragen van bestanden waar gegevens op staan. Bestanden zoals het historiekbestand en het klantenbestand vormen dus geen voorwerp van discussie. Erger wordt het als de fiscus ook kopieën zou vragen van de bibliotheek waarin alle tekstverwerking staat. De fiscus zal dan snel argumenteren dat hij dat nodig heeft om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen. Niet zelden zal de belastingplichtige een andere mening hebben. Maar als ook zonder die gevreesde bibliotheek de voorgelegde boeken en stukken een samenhangend geheel vormen aan de hand waarvan de belastbare inkomsten kunnen worden bepaald, alle geschriften gestaafd zijn door bewijsstukken en alle geboekte cijfers met de werkelijkheid overeenstemmen (Fiscale documentatie Vandewinckele, 59/26, 5), dan kan de fiscus deze bestanden niet vragen. Zijn de verkoopfacturen bijvoorbeeld onvoldoende gedetailleerd, dan zou hij die bestanden wel kunnen vragen met als argument dat hij de offertes wil bekijken om toch een detail van de verkoopfacturen te kunnen samenstellen. De fiscus moet immers kunnen nagaan of de aangerekende som aan de klant overeenstemt met de geleverde goederen of prestaties, en een verband kunnen leggen met de aankopen en de inventaris. Voor alle duidelijkheid: indien de belastingplichtige een beroepsgeheim doet gelden, mag de fiscus de bibliotheek waarin alle tekstverwerking zit niet vragen. (zie art.334WIB 1992)

Programma's

Een tweede vraag is welke gegevens mogen gekopieerd worden door de fiscus. Enerzijds mag gesteld worden dat met 'op de informatiedragers geplaatste gegevens' enkel databestanden worden bedoeld. Programmatuur bestaat niet uit gegevens, maar uit handelingen. Anderzijds is het voor de doorsnee gebruiker van software onmogelijk zijn gecompileerde en bovendien gelinkte versies van een source-code in een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage voor te leggen zoals de wet vraagt. Een softwareleverancier zal in de regel slechts zelden zijn source-code ter beschikking stellen. Vandaar dat redelijkerwijs mag besloten worden dat het niet de bedoeling was van de wetgever kopieën te nemen van de programmatuur.

Maar een opvallend verschil tussen BTW-Wetboek (art. 61) en de hiervoor besproken bepalingen uit het WIB 1992 is dat een BTW-controleur de gekopieerde bestanden tegen de afgifte van een ontvangstbewijs mag behouden. Met andere woorden: hij mag ze meenemen. En Fiskoloog heeft er van meet af aan op gewezen dat gezien een gelijkaardige bepaling niet voorkomt in het WIB 1992, de ambtenaren van de directe belastingen de gemaakte kopieën ter plaatse moeten laten. Zij moeten dus die kopieën ter plaatse onderzoeken op bijvoorbeeld hun zelf meegebrachte pc. De Administratie daar uiteraard niet mee eens. Zij stelt in de reeds geciteerde rondzendbrief dat haar ambtenaren het recht hebben de gevraagde kopieën 'bij te houden'.

Maar de stelling van Fiskoloog lijkt ons de juiste. Pittig detail: moet een belastingplichtige de stroom leveren voor de pc van de ambtenaar? Het zou wel eens kunnen dat indien belastingcontroleur (en belastingplichtige) kiezen voor het conflictmodel, de laatste dat wel eens zou kunnen weigeren aan de eerste.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 28 mei 1998.