SCHENDT DE BEZWAARPROCEDURE HET GELIJKHEIDSBEGINSEL

Als een belastingplichtige het niet eens is met de visie van zijn controleur directe belastingen en deze laatste toch zijn wil doordrijft, kan de belastingplichtige bezwaar indienen bij de gewestelijke directeur. Juist omdat de belastingplichtige in eerste aanleg beroep moet aantekenen bij een lid van de belastingadministratie, zou kunnen gesteld worden dat die directeur partij in het geding is. In andere rechtszaken is dat niet het geval. Is de huidige bezwaarprocedure daarom strijdig met het gelijkheidsbeginsel ingeschreven in de Belgische grondwet? Het Arbitragehof kreeg die vraag voorgeschoteld (10 juni 1998, B.S., 12.09.1998).De 'oude' procedure die nu nog altijd geldt, voorziet in een eerste protest tegen een gevestigde aanslag bij de directeur van de belastingen. Deze dient dan in volle onafhankelijkheid in eerste aanleg te oordelen omtrent de grieven van de belastingplichtige.

In de praktijk worden daar veelal de administratieve standpunten bevestigd. Tegen de beslissing van de directeur heeft de belastingplichtige in de huidige stand van het wetboek verhaal bij de Hoven van Beroep. Zowel fiscus als belastingplichtige kunnen vervolgens nog een voorziening in Cassatie instellen. Wordt de verbreking uitgesproken, dan wordt de zaak naar een ander Hof van Beroep verwezen.

Een advocaat had aan één van zijn klanten de raad gegeven klacht in te dienen tegen een belastingcontroleur wegens onbetamelijkheden. Dit gebeurde met succes. De belastingcontroleur werd in de gevangenis opgesloten. Toevallig of niet, de advocaat die de belastingcontroleur deed opsluiten, kreeg een grondige controle. Er volgde een bericht van wijziging van aangifte waarin een flinke belastingverhoging werd aangekondigd. De advocaat zag de bui hangen en vroeg in kortgeding aan de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Namen dat zijn dossier door andere ambtenaren zou behandeld worden.

Vermits de belasting ten belope van 4 miljoen frank ondertussen was ingecohierd, stelde de voorzitter van eerste aanleg te Namen dat de gevorderde maatregel geen voorwerp meer had. Hij veroordeelde de Belgische Staat tot de kosten van het geding. Voor de advocaat zelf zat er dan niets anders meer op dan in bezwaar te gaan tegen de gevestigde aanslag. Tot zijn verbazing werd dat bezwaarschrift behandeld door één van de ambtenaren die hij in kortgeding wou laten wraken. Om te vermijden dat deze ambtenaar opnieuw zijn dossier zou behandelen, vroeg de advocaat aan de rechtbank dat zijn bezwaardossier naar een andere directeur zou worden getransfereerd.

Arbitragehof

Die rechter vroeg in een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof of de bezwaarprocedure het gelijkheidsbeginsel schendt omdat de directeur, in tegenstelling tot andere aangelegenheden betreffende politieke rechten, partij is in het geding. Aansluitend werd gevraagd of het ontbreken van een wrakingsprocedure van de gewestelijke directeur een bijkomende schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel. Het Arbitragehof antwoordt genuanceerd. Het Hof blaast warm en koud tegelijk.

Enerzijds stelt het dat indien de bezwaarprocedure een rechtsprekende opdracht toevertrouwt aan de directeur, deze het gelijkheidsbeginsel schendt omdat een rechtsprekende opdracht wordt toevertrouwd aan een overheid die niet doet blijken van de waarborgen van onafhankelijkheid en objectieve onpartijdigheid, en omdat in bezwaar niet voorzien wordt in een wrakingsprocedure. Maar hetzelfde Hof stelt anderzijds dat dit niet het geval is indien het bezwaar moet beschouwd worden als een administratief beroep voor een administratieve overheid.

Alles staat of valt dus met de vraag of de gewestelijke directeur in bezwaar een rechtsprekende opdracht heeft. Het Arbitragehof wenst op deze vraag niet te antwoorden. Het antwoord is nochtens simpel. Het Hof van Cassatie is de vaste mening toegedaan dat de directeur inderdaad een rechtsprekende handeling stelt (Cass., 10 oktober 1983, nr. 8653673; Cass., 3 februari 1992, nr. 92531342 en Cass., 21 oktober 1996, nr. 96531636 in Fiscale wetgeving en Rechtsbronnen). Zelfs de minister van `Financiën denkt er zo over (PV nr. 1103 De Clippele, 25.05.1994, Fiscale Wetgeving en Rechtsbronnen, nr. 9442404). Dus waarom twijfelen?

Het Arbitragehof stelt dat het bezwaar ook in die zin zou kunnen opgevat worden dat het bij de directeur een administratief beroep inricht dat in de zorg voor een behoorlijk bestuur, omringd is met waarborgen die analoog zijn aan die welke vereist zijn voor jurisdictionele beroepen. Vermits de beslissing van de directeur nog kan aangevochten worden voor het Hof van Beroep, is het niet discriminerend, wegens het specifieke karakter van de fiscaliteit, aan dat jurisdictioneel beroep een administratieve fase te laten voorafgaan. Het Arbitragehof volgt dus niet resoluut het standpunt van het hoogste rechtscollege in dit land.

Hof van justitie

Kan een gedupeerde belastingplichtige met dit arrest iets aanvangen? Kan hij daarmee naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stappen? Het antwoord op die vraag is vermoedelijk negatief. Een ander Europees Hof, met name het Hof van Justitie, heeft immers in een geval waarbij een Luxemburgs directeur (waar een gelijkaardige bezwaarprocedure bestaat) haar een prejudiciële vraag wou stellen, geweigerd op die vraag te antwoorden.

Het Hof oordeelde dat het feit dat de functie van de directeur in het Luxemburgse nationale recht als een rechterlijke instantie wordt gekwalificeerd wanneer hij uitspraak doet over een bezwaar, nog niet betekent dat hij noodzakelijkerwijze een rechterlijke instantie is in de zin van de Europese regelgeving. De directeur is in dergelijke gevallen terzelfdertijd rechter en partij en dus noch onafhankelijk, noch onpartijdig terwijl dit juist kenmerken zijn die onlosmakelijk samenhangen met de opdracht van het rechtspreken (arrest Corbiau, 30 maart 1993). Het Hof van Justitie gebruikt dus een redenering a contrario. Vermits de directeur niet onafhankelijk en onpartijdig is, kan hij geen rechterlijke instantie zijn.

In elk geval is het arrest van het Arbitragehof een flinke opdoffer voor de Belgische procedure inzake directe belastingen. En het moet gezegd dat het Arbitragehof weliswaar geen definitief standpunt inneemt. Maar het stelt ook niet zonder meer dat de bezwaarprocedure niet discriminerend is.

De regering heeft reeds geruime tijd het plan opgevat de huidige procedure meer te laten aansluiten op de gemeenrechtelijke procedure. Dit betekent dat het bezwaar wordt vervangen door de behandeling van het geschil voor de Rechtbank van Eerste Aanleg.

Vervolgens blijft de bestaande weg naar het Hof van Beroep en het Hof van Cassatie bestaan. Waar in de 'oude' procedure de directeur het geschil in Eerste Aanleg beslecht, zal dit in de toekomst de Rechtbank van Eerste Aanleg worden. Dit komt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid zonder meer ten goede.

Als dit wordt doorgevoerd zullen fiscus en belastingplichtige in Eerste Aanleg op gelijke voet staan.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 25 september 1998.