DE NIEUWE SPAARFISCALITEIT IN DE BEGROTING 2013

Premier DI RUPO heeft met zijn zes sparringpartners de begroting 2013 met enige vertraging op de rails gezet. De “Tobin taks”, de verhoging van de roerende voorheffing en de inperking van de notionele interestaftrek zijn goed voor 712 mln. EUR extra. Maar minstens even belangrijk om weten zijn de maatregelen die het niet haalden. In deze bijdrage behandelen we de afgevoerde maatregelen en de nieuwe spaarfiscaliteit.

Opvallend bij het opstellen van de begroting 2013 is dat de lijst van de maatregelen die door de bezemwagen werden opgeschept merkelijk langer is dan deze die wel de eindmeet bereikten. Een overzicht van de mislukte ingrepen. De BTW verhoging van 21 naar 22 procent bleek niet door de maag te kunnen van de paarse partijen. Advocaten mogen nog altijd geen B.T.W. rekenen op hun erelonen. De liquidatieboni bij het opdoeken van een vennootschap blijven onderworpen aan een bevrijdende roerende voorheffing van 10 procent. Het toepassingsgebied van die roerende voorheffing wordt niet uitgebreid tot bijvoorbeeld de spaarverzekeringen beter bekend als “tak 21 en 23” assuranties. Het evidente geld dat kan gesprokkeld worden door een sluitende controle op de spaarboekjes komt er niet. Het verdelen van het geld over meerdere spaarboekjes zodat geen enkel boekje apart meer interest verdient dan 1.830 EUR (bedrag voor aanslagjaar 2013), blijft dus lucratief. Alhoewel in dat geval de belastingplichtige het deel boven de schijf van 1.830 EUR spontaan moet aangeven. Wat op weinig enthousiasme kan rekenen bij het gros van de Belgen. PWA cheques, dienstencheques en de isolatie van onze daken blijven binnen de bestaande grenzen in de personenbelasting aftrekbaar. Restaurant- en representatiekosten worden niet beperkt tot een absoluut bedrag maar blijven voor respectievelijk 69 en 50 procent aftrekbaar. Binnen de personenbelasting houden meerwaarden op aandelen hun belastingvrijstelling vast als die opbrengsten kaderen in het normaal beheer van een privé patrimonium. Tot groot jolijt van de rijken onder ons komt de vermogensbelasting er niet. Vliegen wordt niet nog duurder door een extra taks op de tickets. De grote vennootschappen krijgen dan toch geen minimumbelasting in de bus. De proportionele administratieve boetes blijven aftrekbaar en de al zo van middelen ontbeerde gemeenten moeten niet vrezen dat hun intercommunales aan de dure vennootschaps- in plaats van aan de goedkope rechtspersonenbelasting zullen onderworpen worden.

25 procent

Wat krijgen we dus wel over ons heen? De meest opvallende maatregel is zonder enige twijfel de vlakke verhoging van de roerende voorheffing van 21 naar 25 procent voor eenieder. Wat minister Steven VANACKERE (CD&V) nog voorstelde tijdens de begrotingscontrole in februari, kan nu wel.

Het systeem dat eind vorig jaar werd ingeschreven in ons wetboek om de roerende voorheffing van 15 procent op te trekken tot 21 procent met 4 procent extra voor wie meer interesten en dividenden heeft per jaar dan 20.020 EUR, wordt dus opgedoekt. We moeten meteen met z’n allen 25 procent betalen. Dus ook het centraal aanspreekpunt waar al onze interesten en dividenden zouden aan gemeld worden als we de extra 4 procent niet betaalden, wordt stopgezet vanaf 2013. Daar staat tegenover dat vanaf 2013 zo goed als alle roerende inkomsten (vermeld in art. 17 W.I.B. 1992) aan 25 procent worden onderworpen. Dus niet enkel de interesten en dividenden, maar ook inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, en de inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten die geen pensioenen zijn. De auteursrechten ontspringen de dans dank zij luid protest vanuit de orkestbak samen met de “Letermebon” van eind vorig jaar die elk op 15 procent blijven, de reeds vermelde liquidatieboni die op 10 procent blijven hangen en de interesten op spaardeposito’s die verder het tarief van 15 procent genieten. Dus na de inkoop eigen aandelen ziet het er naar uit dat tevens het scheidingsaandeel binnen coöperatieve vennootschappen voor de bijl gaat met voortaan een tarief van 25 procent.

Opnieuw liberatoir

Voor dat hoger tarief, krijgen we wel iets in de plaats. Het bevrijdend karakter van de roerende voorheffing (art. 313 W.I.B.) wordt hersteld voor inkomsten toegekend vanaf 2013. Dus eenmaal de roerende voorheffing betaald, moeten de verdiende roerende inkomsten niet meer in de aangifte personenbelasting. De man die het liberatoir karakter invoerde begin de jaren tachtig, Willy DE CLERCQ, moet zich vorig jaar bij het opheffen van dat liberatoir karakter zowat omgedraaid hebben in zijn graf. Hij ligt nu weer op zijn plaats en kan verder rusten in vrede.

Uiteraard zal menig softwareontwikkelaar vooral in de bancaire contreien vloeken. Alle ontwikkelde programma’s voor de organisatie van de melding en de extra 4 procent zal dus maar één jaar nuttig zijn. Mis. Het is erger. De regeling die nu in het wetboek staat, verplicht eenieder die interesten en dividenden uitkeert zonder de betaling van de extra 4 procent, de uitgekeerde sommen te melden aan het “centraal aanspreekpunt” (art. 174/1 W.I.B. 1992). Die dienst moet dan in de logica van het huidige wetboek aan de bevoegde operationele fiscale administratie de ontvangen gegevens overmaken zodat, indien de grens van 20.020 EUR is overschreden, alsnog de vier extra procenten geïnd kunnen worden. Bijkomend voordeel voor de fiscus is dat hij aldus mogelijks een inkijk krijgt in het vermogen van zijn Belgen. Welnu, in de door de ministers ondertekende begrotingsnota staat dat het toezenden van gegevens niét zal gebeuren. Dus u leest het goed. De fiscus zal geen inzage krijgen in de interesten en dividenden waar de extra 4 procent niet is op betaald.

Overgangsregeling 2012

Dit heeft tot gevolg dat het wetboek nog voor het eind van dit jaar sito presto zal aangepast worden voor de belastingheffing op de roerende inkomsten 2012. De inkomsten die aan een roerende voorheffing van 25 procent zijn onderworpen in 2012, worden liberatoir. Tenzij de belastingplichtige ook inkomsten heeft genoten aan 21 procent waarop de 4 procent niet is ingehouden. Stel, u heeft dividenden ontvangen op aandelen die dateren van vóór 01.01.1994 waar 25 procent op is betaald. Daarnaast heeft u interesten ontvangen op een klassieke obligatielening onderworpen aan 21 procent. Betaalde u naast die ingehouden 21 procent op de interesten van de obligatielening ook 4 procent extra, dan moet u de dividenden niet aangeven. Betaalde u die 4 niet, dan moeten die dividenden toch nog in de aangifte staan. Sommigen zullen bij de regel denken “had ik dat geweten, ik had meteen die 4 extra betaald”. Wel, de regering denkt aan u. Tot eind van dit jaar kan de extra 4 procent in uitgesteld relais nog gestort worden. Wel zal elke belastingplichtige die geen interesten en dividenden aangeeft in zijn aangifte in de personenbelasting aanslagjaar 2013, een verklaring op erewoord moeten geven dat hij of zij geen inkomsten heeft genoten waarop slechts 21 procent roerende voorheffing is ingehouden. Voor de volledigheid: de inkomsten uit Letermebons en liquidatieboni worden eneveens liberatoir vermits ze niet meetellen voor de bepaling van de 4 procent.

BEVAK’s en BV

De residentiële vastgoedbevaks worden vanaf 2013 aan een bevrijdende roerende voorheffing van 15 procent onderworpen (art. 106, § 8 K.B. W.I.B. 1992). De voorwaarden worden tevens aangepast om te beantwoorden aan de vereisten van Europa. Daartoe wordt het minimum van 60 procent in residentiële investeringen opgetrokken tot 80 procent en wordt de perimeter uitgebreid naar de volledige Europese Economische Ruimte (dus met inbegrip van IJsland, Noorwegen en Liechtenstein). Willen deze BEVAK’s voortaan het tarief van 15 procent genieten dan moeten ze dus bij het afsluiten van het boekjaar waarmee de dividenden verband houden, tenminste 80 procent van het vastgoed rechtstreeks of onrechtstreeks beleggen in onroerende goederen die in de Europese Economische Ruimte zijn gelegen en uitsluitend voor woninggebruik aangewend worden of bestemd zijn.

Vanaf 2013 wordt het tarief van de bedrijfsvoorheffing voor uitkeringen en aanvullende vergoedingen tijdelijke werkloosheid opgetrokken van 20 tot 26,75 procent zodat een maatregel van het inter-professioneel akkoord voor 2014 met een jaar eerder dan gepland wordt afgekondigd.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 20 november 2012.