MEERWAARDEN OP AANDELEN VRIJWEL STEEDS BELAST BINNEN VENNOOTSCHAPPEN

De regering DI RUPO I had zich voorgenomen de fiscaliteit te vereenvoudigen. Het verleden heeft uitgewezen dat als een regering dit aankondigt, het veelal resulteert in net het tegenovergestelde. De regeling voor de meerwaarden op aandelen binnen de vennootschapsbelasting kan daar een voorbeeld van worden. Voortaan zullen maar liefst vier systemen bestaan. Alhoewel KMO’s een stuk van de dans ontspringen.

De begroting 2013 introduceert een Tobin taks van 4 per duizend op sommige aandelenmeerwaarden. De regering rekent daarbij voor 2013 op 95 mln. EUR en in 2014 zelfs 123,5 mln. EUR extra inkomsten voor de begroting. Door de invoering van deze nieuwe belasting kunnen meerwaarden op aandelen binnen de vennootschapsbelasting binnenkort op vier manieren behandeld worden. Evenwel geldt dit hele systeem vanaf aanslagjaar 2013 niet langer voor financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die onderworpen zijn aan het K.B. van 23.09.1992). Meerwaarden op aandelen die behoren tot hun handelsportefeuille worden steeds belast vermits ook de minderwaarden en waardeverminderingen voor hen fiscaal aftrekbaar zijn geworden. Een aantal tradingvennootschappen die niet onderworpen zijn aan het K.B. van 23.09.1992 en dus geen financiële instelling zijn, hebben intussen een voorziening voor het Grondwettelijk Hof ingediend omdat ze vinden dat ook zij van deze regeling moeten kunnen genieten (B.S. 08.11.2012). Hierna bijgevolg een overzicht voor niet financiële instellingen.

Bij voortduring 33,99 procent voor besmette aandelen

Meerwaarden op vijf categorieën “besmette” aandelen worden belast aan het gewone tarief van 33,99 procent (voor fiscale KMO’s aan een tarief van 24,98 procent op de eerste 25.000 EUR, 31,93 procent op de volgende 65.000 EUR en 35,54 procent tot 322.500 EUR; boven dat bedrag houden “flat” en KMO tarief gelijke pas; zie art. 215, tweede en derde lid W.I.B. 1992; zie artikel gepubliceerd op 03.10.2003). Die vijf categorieën besmette aandelen hebben gemeen dat ze niet voldoen aan de zogenaamde taxatievoorwaarde. Die voorwaarde stelt dat de vennootschap die de vervreemde aandelen uitgaf aan een normale vennootschapsbelasting moet onderworpen zijn. Wat betekent dat de aandelen van vennootschappen die niet aan deze voorwaarde voldoen, belast worden aan het normale tarief en dus geen bijzonder taxatieregime genieten. Het gaat daardoor dan om besmette aandelen. Binnen deze categorie speelt het geen rol hoe lang de vennootschap de aandelen bezat. Ook al staan ze langer dan één jaar op de balans, toch worden ze voluit belast.

(1) In de eerste soort geviseerde participaties zitten de aandelen van vennootschappen die gevestigd zijn in een “tax haven”. Belastingparadijzen belasten hun vennootschappen niet of onderwerpen ze aan een belasting die aanzienlijk gunstiger is dan deze in België. Met aanzienlijker gunstiger wordt een tarief of belastingdruk bedoeld lager dan 15 procent. Om de belastingplichtige het bijeenpuzzelen van al die landen te besparen, zijn ze opgesomd in de wet zelf (art. 73/4quater K.B. W.I.B. 1992). Het gaat om 51 landen waaronder Bosnië en Herzegovina, Liechtenstein, Monaco, het Eiland van Man en de Britse Maagdeneilanden. De wet voorziet dat landen van de Europese Economische Unie niet kunnen voorkomen op die lijst.
(2) Aandelen van een financieringsvennootschap (verstrekt financiële dienstverrichtingen ten voordele van vennootschappen die niet tot de groep behoren), een thesaurievennootschap (verricht geldbeleggingen) of een beleggingsvennootschap (belegt kapitaal gemeenschappelijk) die in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan een vennootschapsbelasting die afwijkt van het gemeen recht, maken de tweede categorie uit. Voorbeelden zijn hier in ons land BEVEK’s en BEVAK’s en de Luxemburgse SICAV’s. Op deze regel bestaat een belangrijke uitzondering voor de DBI-BEVEK’s of distributiefondsen. Dat zijn beleggingsvennootschappen waarvan de statuten de jaarlijkse uitkering voorzien van ten minste 90 procent van de inkomsten die ze hebben verkregen (na aftrek van de kosten) voor zover en in de mate dat die inkomsten voortkomen uit dividenden die zelf voldoen aan de taxatievoorwaarde of uit meerwaarden die volgens de Belgische regeling vrijgesteld zijn of zouden zijn. De BEVEK is dan enkel een louter doorgeefluik van niet verdachte winsten. Als de vennootschap zelf de aandelen zou aanhouden die de BEVEK heeft, zouden de meerwaarden vrijgesteld zijn. Vandaar de uitzondering.
(3) Het tarief van 33,99 procent is ook van toepassing voor meerwaarden op aandelen van een vennootschap met offshore activiteiten (territoriale belastingparadijzen). Dat zijn landen die veelal een normale vennootschapsbelasting kennen voor de winst behaald in het eigen land, maar die toelaten dat winst die stamt uit off shore activiteiten zonder tussenkomst van een buitenlandse inrichting, niet of tegen een lager tarief wordt belast. Het gaat hier niet zelden om royalty’s. Men laat die collecteren door een buitenlandse vennootschap die zich bevindt in een onverdacht land met een vennootschapsbelasting die de 15 procent toets kan doorstaan. Royalty’s geïnd buiten dat land worden in zo’n systeem evenwel niet of weinig belast zijn. De dekmantel van het “onverdacht” land brengt alsdan geen soelaas. Meerwaarden op besmette aandelen van dergelijke vennootschappen worden belast aan het volle tarief.
(4) Een soortgelijke regel geldt voor de “financial branches” van een vennootschap. Dat zijn buitenlandse inrichtingen die voor hun specifieke financiële business globaal genomen zijn onderworpen aan een aanslagregeling aanzienlijk gunstiger dan in België en dus een belastingdruk kennen van minder dan 15 procent. Een piste die vaak is bewandeld met Zwitserse vaste inrichtingen. Inkomsten uit het verstrekken van leningen, indekkingstechnieken voor wisselkoersverliezen, cashmanagement, leasing, factoring, toezicht en compensatie van schuldvorderingen en schulden tussen leden van de groep en herfacturatie worden in het betrokken land niet of matig belast alhoewel het gemene stelsel van dat land voor andere winsten vaak een normale belastingvoet voorziet die de toetst met de 15 procent grens kan doorstaan.
(5) Tot slot zijn ook aandelen van tussen- of holdingvennootschappen geviseerd. Dat zijn vennootschappen, andere dan beleggingsvennootschappen, die zelf deelnemen aan vennootschappen of inrichtingen die hierboven worden geviseerd. Stel dat een Belgische vennootschap een Nederlandse vennootschap opricht die op haar beurt de moeder is van een vennootschap met fiscale residentie op de Maagdeneilanden. Door deze regel kwalificeert de Nederlandse vennootschap als tussenvennootschap en zal een behaalde meerwaarde bij de vervreemding van de besmette aandelen van de Nederlandse schermvennootschap bijgevolg belast worden aan het volle tarief.

Voor zover de vennootschap die de meerwaarde met besmette aandelen behaalt een stock bronnen van actieve belastinglatenties heeft zoals aftrekbare fiscale verliezen, opgespaarde notionele interestaftrek en overdraagbare DBI’s, zijn deze latenties aftrekbaar van deze meerwaarde. Heeft een vennootschap in een belastbaar tijdperk enkel zo’n besmette meerwaarde van 100 met tevens 150 opgespaarde fiscale verliezen of daarnaast een fiscaal verlies van het boekjaar, dan zal de meerwaarde niet belast worden.

25 procent vanaf aanslagjaar 2013

Tot en met aanslagjaar 2012 waren in de regel meerwaarden van alle andere dan de vijf hierboven opgesomde soorten aandelen vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Door de opeenvolgende fiscale maatregelen van DI RUPO I worden twee nieuwe mogelijke taxaties ingevoerd.

Eén ervan is reeds in het wetboek ingeschreven (Wet 29.03.2012, B.S., 06.04.2012). Die tekst viseert het belasten van meerwaarden op aandelen die weliswaar voldoen aan de taxatievoorwaarde en dus niet besmet zijn, maar die niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom werden behouden. Dus als aandelen, die weliswaar voldoen aan de taxatievoorwaarde, binnen het jaar worden verkocht, zijn ze vanaf aanslagjaar 2013 toch belastbaar (via een overgangsmaatregel geldt dat ook voor meerwaarden gerealiseerd vanaf 28.11.2011 als het betrokken boekjaar ressorteert onder aanslagjaar 2012 en afsluit na 05.04.2012). Evenwel aan een afzonderlijk tarief van 25 procent dat met inclusief de crisisbelasting klimt tot 25,75 procent.

Deze belasting is evenwel enkel van toepassing als en in zover de vennootschap een voldoende belastbare basis heeft in het boekjaar gedurende hetwelk deze meerwaarde is gerealiseerd. Neem aan dat een vennootschap een meerwaarde van 100 realiseert met niet besmette aandelen die geen jaar in volle eigendom werden behouden. Daarnaast heeft de vennootschap een gewoon belastbaar resultaat van 1.000. In dit geval zal de vennootschap een belasting betalen van 365,65 (1.000 x 0,3399 plus 100 x 0,2575). Stel dat het fiscaal resultaat van de vennootschap buiten deze gerealiseerde meerwaarde 20 in het rood zit. Alsdan zal de belastbare basis voor de meerwaarde beperkt worden tot 80 en volgt een belasting van 20,60 (80 x 0,2575). Heeft de vennootschap daarnaast een fiscaal verlies van het boekjaar van 150, dan zal de meerwaarde op aandelen elke belasting ontlopen. Dezelfde regels gelden indien de vennootschap nog opgespaarde bronnen van actieve belastinglatenties heeft.

4 per duizend vanaf aanslagjaar 2014

Als een meerwaarde werd behaald met aandelen die enerzijds niet behoren tot de vijf besmette aandelen en anderzijds gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom werden behouden, dan is die meerwaarde tot en met aanslagjaar 2013 volledig vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Daar zal nu met een tweede geplande taxatie van DI RUPO I verandering in komen. De regering kondigt aan een Tobin taks in te voeren op dergelijke meerwaarden vanaf aanslagjaar 2014. Deze zullen volgens een ontwerptekst belast worden aan 0,40 procent als zij worden verwezenlijkt of vastgesteld door een vennootschap die, voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde werd verwezenlijkt of vastgesteld, op grond van artikel 15 W.Venn. niet als kleine vennootschap wordt aangemerkt. De vraag is of deze maatregel nog dit jaar in het Staatsblad zal komen. Als dat niet het geval is, zal hij in een Wet houdende diverse bepalingen begin volgend jaar bij het parlement ingediend worden.

Anders dan bij de 25 procent taxatie zal deze belasting volgens de ontwerptekst steeds verschuldigd zijn. Ook al heeft de vennootschap een belastbare basis beneden de gerealiseerde meerwaarde. De regering plant dit te realiseren door een extra bepaling toe te voegen binnen art. 207, tweede lid W.I.B. 1992. Dat artikel regelt hoe de aftrekken (zoals carry forward fiscaal verrekenbare verliezen) en de compensatie met het verlies van het belastbare tijdperk dient te gebeuren. Dus om het bovenstaand voorbeeld te herhalen: in alle drie de gevallen zal steeds onverkort 0,4 belasting moeten betaald worden (100 x 0,004).

Tevens wordt in het ontwerp een anti-rechtsmisbruikbepaling gepland binnen de inwerkingtreding. Elke wijziging die vanaf 21.11.2012 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, zou zonder uitwerking blijven voor de toepassing van de Tobin taks.

De nieuwe belasting lijkt onooglijk klein. Maar ook al is het percentage klein, de confrontatie met het absolute cijfer dat ze vertegenwoordigen kan ontnuchterend zijn voor grotere groepen die België hadden uitgekozen als holdingland. Het zal Luxemburg als holdingland binnen Europa verder op de kaart zetten. Tot spijt van wie het hen benijdt.

Niet voor KMO’s

Meteen is duidelijk dat enkel kleine vennootschappen die meerwaarden realiseren met aandelen die niet behoren tot de vijf opgesomde besmette aandelen en die minstens één jaar in volle eigendom werden behouden, ook na de invoering van de Tobin taks verder bij voortduring volledig zullen genieten van volstrekt vrijgestelde meerwaarden. Om een kleine vennootschap te zijn, mag de vennootschap voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar niet meer dan één der volgende criteria overschrijden op geconsolideerde basis: een jaargemiddelde van het personeelsbestand van 50, een omzet van 7,3 mln. EUR en een balanstotaal van 3,65 mln. EUR. Maar als een vennootschap een jaargemiddelde van het personeelsbestand heeft dat meer dan 100 bedraagt, kan ze nooit een kleine vennootschap zijn (zie CBN-advies 2010/5). KMO’s ontspringen dus de dans voor de geplande Tobin taks.

Dit hele systeem doet voor zowel grote als kleine vennootschappen (behalve voor financiële instellingen; zie hoger) geen afbreuk aan de reeds sinds 1991 bestaande regel dat waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen nooit een fiscaal aftrekbare kost kunnen uitmaken. Met als enige uitzondering op deze regel dat minderwaarden op aandelen geleden naar aanleiding van de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap tot ten hoogste het verlies aan gestorte kapitaal dat door die aandelen wordt vertegenwoordigd, toch aftrekbaar zijn.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 18 december 2012.