BTW OP SPIJS EN DRANK BIJ RECLAME IS AFTREKBAAR

Ondernemers willen verkopen. Daarbij organiseren ze bijwijlen events met toeters en bellen om zo hun producten aan te prijzen. De vraag is of de B.T.W. op de facturen die ze daarbij krijgen in aftrek mag met inbegrip van de kosten voor spijs en drank. Het Hof van Cassatie zegt voor de tweede keer dat dit mag zodat de fiscus wellicht zijn strijd staakt.

Wie een B.T.W.-plichtige activiteit voert, moet op zijn verkopen het toepasselijke B.T.W. tarief bijtellen maar mag de zelf betaalde B.T.W. aan zijn leveranciers van dat bedrag in mindering brengen. Op die ongebreidelde aftrekregeling bestaan evenwel uitzonderingen. Zo stelt het wetboek dat kosten van onthaal niet aftrekbaar zijn. Een andere gekende uitzonderingen betreft de kosten van logies, spijzen en dranken. Menig ondernemer weet dat de B.T.W. betaald bij het eten op restaurant niet aftrekbaar is. Op die laatste regel bestaan twee wettelijke uitzonderingen.

Twee uitzonderingen

Art. 45, § 3, 3° W.B.T.W. voorziet dat de B.T.W. op kosten van logies, spijzen en dranken die worden gedaan voor het personeel dat buiten de onderneming is belast met een levering van goederen of een dienstverrichting, wel aftrekbaar is. Bij deze uitzondering moet het volgens de fiscus om personeelsleden gaan. De administratie interpreteert “personeel” klaarblijkelijk binnen het kader van een arbeidsovereenkomst. Dus kunnen bestuurders, zaakvoerders of werkende vennoten van deze uitzondering geen gebruik maken. Tevens moet het gaan om kosten die wel degelijk buiten de onderneming worden gemaakt in het kader van het leveren van goederen of het verrichten van diensten. De B.T.W. op een maaltijd die een verkoper eet bij het louter werven van klanten is bijgevolg niet terugvorderbaar. De hotel- en restaurantkosten van vrachtwagenbestuurders en hun begeleiders bij de levering van goederen is in dezelfde redenering wel aftrekbaar. Het speelt daarbij geen rol of de betrokken goederen al dan niet vooraf waren besteld. De B.T.W. op restaurantkosten van de personeelsbemanning van een vrachtwagen die rondrijdt om goederen te verkopen in woonwijken, is in die regel aftrekbaar. In dezelfde geest is de B.T.W. aftrekbaar op de hotel- en restauratiekosten gedaan door arbeiders die, op een andere plaats dan in de onderneming, belast zijn met het monteren van een machine of met het oprichten van een gebouw voor rekening van een klant. Dat is evenzo in het geval dat een bediende, die in de functie van handelsvertegenwoordiger klanten werft, meteen verkopen realiseert met onmiddellijke levering. In dezelfde zin is de B.T.W. op kosten van logies, spijzen en dranken die een werknemer van een accountantskantoor maakt bij het verrichten van diensten bij een klant op locatie, aftrekbaar. Het kan in deze voorkomen dat het bepalen van de aftrek niet simpel is. Neem een rondreizend vertegenwoordiger die poogt verkopen te realiseren met onmiddellijke levering. Soms lukt dat, soms niet. Als die vertegenwoordiger onder de middag gaat eten, is het maar de vraag welk stuk van de B.T.W. op de maaltijd zal aftrekbaar zijn. Stel dat hij die dag tien klanten bezocht en daarbij drie voor de bijl gingen, is dan 30 procent van de B.T.W. op die restaurantkosten aftrekbaar? Voor zo’n gevallen heeft de fiscus een oplossing bedacht: “De ondernemingen die grote moeilijkheden ondervinden om, geval per geval, uit te maken of de aftrek al dan niet toegestaan is, kunnen, in akkoord met het controlekantoor waaronder zij ressorteren, forfaitaire aftrekbedragen vaststellen die dan globaal genomen, moeten overeenstemmen met de werkelijke aanwending van de gemaakte kosten.” (B.T.W. Handleiding, nr. 346). Maar als B.T.W. in aftrek wordt gebracht moet de belastingplichtige in de regel over een factuur beschikken in de door de wet vereiste vorm.

Een tweede uitzondering op de niet-aftrekbaarheid is toebedeeld aan belastingplichtigen die op hun beurt dezelfde diensten onder bezwarende titel verstrekken. Een meer dan logische bepaling. Neem het geval van een bedrijfsrestaurant dat beroep doet op een traiteur van maaltijden. De B.T.W. geheven op de facturen van die maaltijdvoorbereider zal voor het bedrijf dat het restaurant uitbaat, aftrekbaar zijn. Dit is eveneens het geval bij de organisatie van conferenties, seminaries en congressen waarbij de organisatoren dergelijke kosten die hen ten laste werden gelegd, als dusdanig en voor een afzonderlijke prijs doorfactureren in hun eigen naam aan de deelnemers van de betrokken manifestaties (Vraag nr. 1411 van de heer Breyne dd. 02/02/1995 - Vr. en Antw., Kamer, 1994-95, nr. 144, blz. 15402-15404).

Spijs en drank bij reclameactiviteiten

Maar neem het geval van een ondernemer die zijn klanten wil uitnodigen op een event om de goede werking van zijn bedrijf duidelijk te maken en dus publiciteit te maken. Het Hof van Cassatie kreeg onlangs zo’n geval voorgeschoteld. Het ging om een concessionaris van auto’s die naar aanleiding van de lancering van nieuwe modellen geïnteresseerde, al dan niet bestaande, klanten uitnodigde om naar de nieuwe bolides te komen kijken in de hoop dat ze vroeg of laat overstag zouden gaan. Bij het kijken werd drank en eten aangeboden. De garagist kreeg van de traiteur een factuur voor al dat goeds en vorderde de B.T.W. op die factuur terug van de administratie. Hij boekte dus de te betalen B.T.W. in als aftrekbaar. De fiscus was het daar niet mee eens. Die stelde dat de kosten van spijzen en dranken niet aftrekbaar zijn krachtens de wet. Dus verwierp de administratie de afgetrokken B.T.W. en vorderde die terug van de garagist. Maar die was het daar hoegenaamd niet mee eens. Zijn redenering was daarbij de eenvoud zelve. De traiteurkosten zijn geen kosten van spijs en drank, maar dat zijn simpelweg reclamekosten. De garagist verloor de zaak in eerste aanleg. Voor het Hof te Luik kreeg hij vooralsnog gelijk. Maar de fiscus zag deze overwinning niet zitten en stapte af bij Cassatie.

De advocaat generaal van Cassatie adviseerde de fiscus in het gelijk te stellen. Deze concludeert “Il semble dès lors justifié de considérer que la T.V.A. sur les frais exposés en vue de la fourniture de nourriture et de boissons destinées à être consommées sur place ne soit pas déductible.”. Volgens de advocaat-generaal laat het wetboek niet toe om een onderscheid te maken tussen kosten voor spijs en drank afhankelijk van het feit of deze al dan niet kaderen in een publicitaire activiteit.

Maar het Hof van Cassatie volgt zijn advocaat generaal ditmaal niet (Cass., 15 juni 2012). De activiteit die in hoofdzaak en rechtstreeks ertoe strekt mogelijke kopers in te lichten over het bestaan en de kwaliteiten van een product of een dienst om zo de verkoop te stimuleren, is volgens het Hof reclame waarvan de B.T.W. op de kosten zondermeer aftrekbaar is. De B.T.W. op de kosten van spijs en drank gemaakt voor dergelijke reclamedoeleinden zijn dus aftrekbaar. De betrokken kosten hadden niet alleen tot doel het comfort van de aanwezige klanten te verhogen. Net als de andere kosten die voor zo’n evenementen worden gemaakt, hebben ze hoofdzakelijk tot doel potentiële kopers in te lichten over het bestaan en de kwaliteiten van de voertuigen die door de garagist werden verkocht met als doel de verkoop ervan te stimuleren. Het zijn reclamekosten. En die zijn aftrekbaar. Eten op zo’n manifestatie kan niet begrepen worden binnen de wettelijke bepaling die de fiscus inroept die het heeft over het verschaffen van spijs en drank in restaurants en cafés en, meer algemeen, in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse.

Waarmee het Hof van Cassatie zijn arrest van 2010 zondermeer bevestigt. Toen zei het Hof ook al dat een activiteit die hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft potentiële kopers in te lichten over het bestaan en de hoedanigheid van een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen, een reclamekost is die niet van B.T.W.-aftrek is uitgesloten. Dat de reclame niet rechtstreeks gericht is tot de eindkoper staat dit niet in de weg. Dit geldt ook voor de in deze kosten begrepen horecakosten (Cass., 11 maart 2010). In dat geval ging het om een textielonderneming die een modeshow organiseerde met diner om zo de verkoop van haar kleding te stimuleren. De horecakosten hadden in deze niet zomaar tot doel het de afnemers aangenaam te maken. Doel was wel franchisenemers aan te zetten tot een zo hoog mogelijke afname in hoeveelheden en bedragen bij de lancering van een nieuwe collectie. Het diner werd zelfs verorberd tijdens de show. De maaltijd werd zo als middel gebruikt om de franchisenemers naar het event te halen. Bij dit arrest reageerde de B.T.W. administratie met een beslissing waarbij ze stelde dat ze onverkort haar standpunt aanhield. Kosten van spijzen en drank blijven niet aftrekbaar “zelfs indien de in deze bepaling bedoelde kosten worden gemaakt met het oog op de publiciteit voor welbepaalde producten of diensten” (Beslissing nr. E.T. 120.663 dd. 02.12.2011). Een merkwaardige reactie binnen een rechtstaat. MONTESQUIEU leerde ons rond 1700 dat de uitvoerende macht te luisteren heeft naar de rechterlijke macht. De fiscus zal niet anders kunnen dan zich bij dit arrest aan te sluiten. Het op kosten jagen van de belastingplichtige om telkens een procedure te moeten voeren, desnoods tot in Cassatie, is niet verantwoord.

Kosten van onthaal

Met dit arrest maakt Cassatie opnieuw de cirkel rond. In een arrest van 2005 deed het Hof immers een gelijkaardige uitspraak maar dan met betrekking tot kosten van onthaal. Ook de BTW betaald op dergelijke kosten mag volgens art. 45, §3, 4° W.B.T.W. niet in aftrek worden gebracht. Het Hof oordeelde destijds dat kosten van onthaal, kosten zijn die worden "gedaan voor onthaal en ontvangst, desgevallend gepaard gaande met vermaak of ontspanning, van aan het bedrijf vreemde bezoekers, inzonderheid klanten en leveranciers, met het oog op het bestendigen of verstevigen van zakelijke relaties". Hiermee gaf het Hof een smalle interpretatie aan het begrip kosten van onthaal (Cass., 8 april 2005; zie tevens artikel gepubliceerd op 19.05.2005).

De feiten waren toen als volgt. Een uitgeversbedrijf had bij de lancering van een nieuw tijdschrift een beroep gedaan op een evenementenspecialist. Die organiseerde het gehele event en stuurde daarvoor een factuur naar het uitgeversbedrijf. De B.T.W. werd daarbij teruggevorderd in de B.T.W. aangifte van de uitgever. De fiscus was het daar niet mee eens. Het B.T.W. wetboek verbiedt immers de aftrek van B.T.W. op kosten van onthaal. Reclame voeren via een event beschouwde de fiscus als een kost van onthaal. De belastingplichtige stelde dat het om uitgaven ging met strikt professioneel karakter en niet om uitgaven voor ontspanning of representatie. Het Hof van Cassatie gaf de tijdschriftenuitgever gelijk. Als de activiteit hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de eindkoper in te lichten over het bestaan en de hoedanigheden van een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen, gaat het om reclame waarvan de kosten niet van aftrek uitgesloten zijn.

Met deze arresten maakt het Hof van Cassatie duidelijk dat alle B.T.W. op kosten gemaakt voor een klantenmanifestatie aftrekbaar is. Op voorwaarde evenwel dat daadwerkelijk reclame voor de goederen of diensten van de organiserende onderneming wordt gemaakt met het oog op de verkoop ervan.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 19 februari 2013.