PLAN-REYNDERS GEEFT MEESTE GELD AAN GEHUWDEN
De kogel is door de paarse kerk. Minister van Financiën Reynders stelde zijn plan voor om de personenbelasting te verlagen. Dat zal 133 miljard frank kosten. De helft gaat naar het wegwerken van de ongelijkheid tussen gehuwden. Maar ondanks de beperking van het maximumtarief tot 50 procent blijft hoe dan ook een belangrijk tariefverschil bestaan met de vennootschapsbelasting. Het geplande belastingkrediet is de meest originele maatregel. Maar die maatregel zal waarschijnlijk het meest bekritiseerd worden.Het plan-Reynders is een lijvige turf geworden van 124 bladzijden. Het is een flink uitgewerkt voorstel van een ontwerp om belastingen te verlagen. Vroeger waren die notas een stuk korter. Maar het ging toen vaak om belastingverhogingen. Dat hield men het liefst zo kort mogelijk. Nu is het niets minder dan de goednieuwsshow. De belastingdruk gaat dalen vanaf aanslagjaar 2002 (inkomsten van het jaar 2001). Het ontwerp bevat zeven maatregelen.
Baremas
Twee van de zeven maatregelen wijzigen de
tariefstructuur. De meest logische ingreep om een belastingvermindering door te
voeren. De aanpassing van de baremas gebeurt op twee manieren.
In eerste
instantie worden de inkomensschijven aangepast. Bij drie tarieven wordt het
maximum van elke schijf verhoogd. In de huidige regeling wordt het tarief van 30
procent maar toegekend tot 348.000 frank. In het plan-Reynders wordt die schijf
verhoogd tot 373.000 frank. Dat betekent in de regel op 25.000 frank een
besparing van 2.500 frank (een tariefwinst van 10 procent; dit is het verschil
tussen de huidige 40 procent en de geplande 30 procent). De schijf van 40
procent wordt uitgebreid met 101.000 frank, wat een besparing oplevert van 5.050
frank. Maar daar staat tegenover dat de schijf met 45 procent wordt verkleind
met 126.000 frank.
Naast het herschikken van drie inkomensschijven worden
als tweede maatregel twee belastingschijven afgeschaft. Het maximum tarief in de
personenbelasting wordt, als het van dit plan afhangt, 50 procent. Dat tarief
zal volgens het ontwerp - net zoals vroeger - gelden vanaf een inkomen van
1.140.000 frank. Maar de daaropvolgende schijven vallen weg.
Wie wordt hier
nu beter van? Als iets het plan kenmerkt, is dat het door de combinatie van de
zeven maatregelen erg moeilijk wordt een globaal cijfer te plakken op de
belastingvermindering waarvan elkeen zal profiteren. Handig bekeken. Op elke
kritiek kan men dus een antwoord verzinnen. Ieder moet dus zijn eigen geval
bekijken.
Toch een poging om in deze barema-aanpassing een lijn te trekken.
Vooral wie een belastbaar inkomen op zijn naam heeft van hoogstens 622.000
frank, wint in principe het meest. Bij een inkomen van 622.000 frank moet men in
het nu geldende stelsel 153.950 frank betalen (er werd rekening gehouden met de
geplande verhoogde belastingvrije som van art. 131 W.I.B. 1992; zie verder).
Volgens het ontwerp zou dat dalen naar 145.150 frank. Een besparing van 5,72
procent.
De hoge inkomens winnen ook. Iemand die op zijn naam een belastbaar
inkomen heeft van 3.000.000 frank, zal zijn personenbelasting zien dalen van
1.361.650 tot 1.308.250 frank. Procentueel is dat een daling van 3,92 procent.
Hoe hoger het inkomen, hoe groter de besparing mag worden door het wegvallen van
de tarieven 52,5 en 55 procent. Maar zon hoog inkomen is zeker de regel niet.
Hieruit mag blijken dat in deze maatregel vooral de kleinere inkomsten
beneden 622.000 frank de grote winnaar zijn. Maar in elk geval is het zelfs voor
hen geen spectaculaire daling. De minister berekende zelf dat de fiscale druk
door deze maatregel hoogstens met 5,5 procent zal dalen voor wie minder dan
250.000 frank verdient.
België zal in elk geval meteen beter scoren in
internationale vergelijkingen. Het maximum tarief zal dalen van 55 naar 50
procent. Maar het moet gezegd dat het veel blijft om de helft van je bruto
inkomen afstaan vanaf 1.140.000 frank (net zoals vroeger). Verder snijden in
deze tarieven is volgens de minister te duur. Dat is begrijpelijk.
Vooral de
gemeenten zullen deze hele belastingvermindering met lede ogen volgen. Zij
heffen op de personenbelasting een gemeentebelasting. Als die personenbelasting
daalt, zullen hun inkomsten uit aanvullende gemeentebelastingen meteen ook
dalen. De herschikking van de baremas zal de schatkist 38 miljard frank kosten.
Belastingkrediet
Naast een aanpassing van de baremas komt er in
de personenbelasting een belastingkrediet. Wat ooit werd verguisd, wordt dus
opnieuw de regel. De wet van 22.12.1989 schafte immers het belastingkrediet in
de personenbelasting af. Het werd opnieuw ingevoerd in 1995 (art. 289bis W.I.B.
1992). Het werd toen zelfs overdraagbaar. In de personenbelasting wordt er nu -
nog - een aan toegevoegd. En nu zal het zelfs terugbetaalbaar zijn!
Inkomens
tussen 150.000 en 500.000 frank krijgen een belastingkrediet van 25.000 frank.
Dat wil dus zeggen dat wie in dat geval is, zijn belasting moet berekenen
volgens de nieuwe baremas, maar daarvan een forfaitair bedrag van 25.000 frank
in mindering mag brengen. Het is dus een aftrekbelasting van belasting.
Stel
dat men geen belasting zou betalen of dat die belasting geen 25.000 frank
bedraagt, dan zal het verschil zelfs terugbetaald worden. De grens ligt daarbij
op 150.000 en 500.000 frank.
Maar boven als onder deze vork wordt in een
inloop- en uitloopzone voorzien. Voor de inkomens boven de 500.000 frank wordt
het voordeel geleidelijk afgezwakt, om uiteindelijk het nulniveau te bereiken
wanneer het netto belastbaar inkomen gelijk is aan 650.000 frank. In eenzelfde
systeem wordt aan de onderkant voorzien, voor inkomens van 100.000 tot 150.000
frank.
Merkwaardig genoeg wordt tot een netto jaarinkomen van 100.000 frank
geen enkel belastingkrediet toegekend. Volgens de minister is dat zo gepland om
te vermijden dat wie op louter occasionele basis of tijdens een beperkt aantal
maanden werkt - wat bijvoorbeeld het geval is bij jongeren die op het einde van
het jaar op de arbeidsmarkt terechtkomen - niet van het belastingkrediet kan
genieten.
Neem nu een vrije-beroeper die met verlies werkt. Een architect
moet bijvoorbeeld een schadeclaim zelf betalen. Daardoor draait hij een aantal
jaar met verlies. Waarom zou hij niet van dit belastingkrediet kunnen genieten?
De totale interval van 100.000 tot 650.000 frank is ook arbitrair. Uit de
tekst van de nota blijkt niet meteen of de grenzen om het belastingkrediet toe
te kennen enkel op beroepsinkomsten toegepast moeten worden, al dan niet met
uitsluiting van de vervangingsinkomsten. Maar bij een grafiek wordt als
omschrijving jaarlijks netto belastbaar inkomen uit een beroepsactiviteit
gegeven. Dat laat vermoeden dat het enkel berekend kan worden op echt inkomen op
arbeid en niet op vervangingsinkomsten. Maar onder een andere grafiek staat dan
weer heel algemeen jaarlijks bruto inkomen.
Duidelijkheid moet dus nog
blijken uit een uitgeschreven wetsontwerp. Alhoewel in de nota enkel voorbeelden
worden gegeven voor werknemers, staat niets de toepassing van het
belastingkrediet op baten en winsten in de weg. Deze maatregel zal de schatkist
per jaar 28 miljard frank kosten.
Gehuwden
Een oud zeer wordt met één pennentrek genezen. Tot nog
toe bestond een verschil tussen de belastingvrije som voor een gehuwde en voor
een alleenstaande. Elke echtgenoot kreeg een belastingvrije som van 167.000
frank. Voor een alleenstaande is dat 210.000 frank (art. 131 W.I.B. 1992;
cijfers voor aanslagjaar 2001). Een gehuwd paar heeft heeft op dit ogenblik in
totaal een belastingvrije som van 334.000. Zijn de partners niet
(burgerrechtelijk) gehuwd, dan hebben ze 420.000 frank.
Vanaf aanslagjaar
2002 plant de minister een bedrag van 213.000 frank voor elkeen, zonder
onderscheid tussen alleenstaanden en gehuwden. Een gezin zal aldus een bonus
krijgen van tweemaal 45.000 frank. Dat levert een belastingvermindering op van
22.500 frank voor elk gezin. De kost van deze maatregel is hoog: 44 miljard.
Meer dan moet uitgetrokken worden voor de aanpassing van de baremas (38
miljard).
Decumul
Een al even mooie ingreep is het doortrekken van het
afzonderlijk belasten van man en vrouw. De wet van 07.12.1988 voerde de
zogenaamde decumul enkel in voor de beroepsinkomsten (art.126 en 127 W.I.B.
1992).
Het inkomen uit arbeid wordt afzonderlijk belast. Maar het onroerend,
roerend en divers inkomen dat belastbaar is tegen het progressieve tarief, wordt
gevoegd bij het hoogste afzonderlijke beroepsinkomen. Stel dat de man 1.000
belastbaar inkomen heeft, de vrouw 500, en dat er ook nog een onroerend inkomen
is van 300 op onroerende goederen die eigendom zijn van man en vrouw samen. De
man wordt dan belast op 1.300, de vrouw op 500.
Minister Reynders stelt in
zijn plan voor een einde te maken aan deze discriminatie. De decumul zal
voortaan uitgebreid worden tot het geheel van de inkomsten van de echtgenoten.
In de praktijk zullen aan iedere echtgenoot de inkomsten worden toegekend die
hem eigen zijn op grond van zijn huwelijksvermogensstelsel (of van het
wettelijke vermogensstelsel bedoeld in artikel 1478 B.W.). De andere inkomsten
worden bij helften verdeeld tussen de echtgenoten.
In ons voorbeeld
impliceert dit dat de 300 zal belast worden in helften. De man zal belast worden
op 1.150, de vrouw op 650. De 150 die in het huidige stelsel supplementair wordt
belast bij de man, zal bij de vrouw in dit voorbeeld tegen een lager tarief
belast worden. Dit is trouwens een - zuiver fiscaal - pleidooi om onroerende
goederen die aanleiding geven tot belastbare inkomsten, via het huwelijksstelsel
toe te bedelen aan de gehuwde partner met het kleinste inkomen. Maar dat is dan
weer niet zo gezond als één of beide partners opstappen. Merkwaardig genoeg zou
deze maatregel niet veel kosten: amper 2 miljard frank.
Overige
Resten nog twee maatregelen. De wet van 23.11.1998
regelt het wettelijk samenwonen. Deze wet laat twee samenwonende personen toe
een samenlevingscontract op te stellen en zichzelf materiële zekerheid te
verzekeren. Tot op heden heeft deze wet omzeggens geen enkele fiscale uitwerking
en worden wettig samenwonenden nog steeds als alleenstaanden beschouwd.
Na
de voorgestelde hervorming zullen ook wettig samenwonenden onder de fiscale
behandeling voor gehuwden vallen. Ze kunnen genieten van het huwelijksquotiënt.
Voor zover ze uiteraard aan de inkomensvoorwaarden voldoen: de echtgenoot met
het laagste inkomen geeft een netto belastbaar jaarinkomen van minder dan
308.000 frank aan.
De budgettaire weerslag van deze maatregel is miniem. Tot
op vandaag waren er in juni 2000 slechts 850 wettig samenwonende paren. Daaruit
besluit de minister dat deze maatregel maar 13 miljoen frank zal kosten. Een
peulschil. Maar meteen een aanrader. Via deze gelijkstelling kunnen samenwonende
partners de belasting van de andere inkomsten dan de beroepsinkomsten onder
mekaar verdelen. Het voorbeeld dat hiervoor werd gegeven bij decumul zal dus
evenzeer gelden voor samenwonenden.
Tot slot wil Reynders nog een aanpassing
voor de vervangingsinkomens. De vermindering voor vervangingsinkomens wordt nu
slechts éénmaal toegekend per gehuwd gezin en is daarenboven beperkt in functie
van de totale inkomsten van het gezin. Met andere woorden: elk gezin kan maar
één keer de vermindering krijgen (art. 146 tot 154 W.I.B. 1992).
Neem een
gezin met twee pensioenen. De minister berekende dat ze samen in het huidige
stelsel een vermindering (belasting van belasting) krijgen van om en nabij de
72.200 frank. Worden ze als alleenstaande belast, dan krijgen ze elk 61.800
frank. Dat verschil wordt nu weggewerkt. Ze zullen elk 61.800 frank als
vermindering toebedeeld krijgen. De budgettaire weerslag van deze maatregel
wordt geschat op 21 miljard frank.
Besluit
Daarmee is het plan gelanceerd. De belastingvermindering
zou een feit worden vanaf aanslagjaar 2002. Om alles netjes te regelen zou de
wet uiterlijk op 31 december 2000 in het Staatsblad moeten verschijnen. Maar zo
snel zal het wel niet kunnen. Het politieke debat moet nog op gang komen.
Niemand zal er bezwaar tegen hebben dat we pas in de loop van 2001 - als dus het
aanslagjaar 2002 al loopt - zullen weten hoeveel we meer zullen overhouden.
In elk geval zullen velen het verschil merken. En dat is positief. De
consumptie kan er maar wel bij varen. Alleen het geplande belastingkrediet moet
nog beter bekeken worden.
Maar het loopt helemaal niet zon vaart als bij
onze noorderburen. Daar poogt men het tariefverschil tussen personen- en
vennootschapsbelasting weg te werken. Bij ons blijft het hoogste tarief 50
procent. Met de aanvullende gemeentebelasting komt men snel aan 55 procent. Het
maximale tarief van 40,17 procent binnen de vennootschapsbelasting ligt daar nog
steeds een stuk onder.
Om u gerust te stellen: het tarief van de
vennootschapsbelasting zal niét stijgen. Als we de andere lidstaten van de
Europese Unie als maatstaf nemen, zou het tarief bij ons zelfs moeten dalen.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 8 september 2000.