EEN HANDGIFT KAN MET EEN SIMPELE OVERSCHRIJVING

Er is een tijd van vergaren en een tijd van delen. Dat principe wordt in vele families nog steeds gehuldigd. Als de tijd van verdelen is aangebroken, zullen ouders wat ze bezitten voor een stuk schenken aan hun kinderen. Dat gebeurt bij voorkeur via handgift. Als de ouders dan niet overlijden binnen de drie jaar na de handgift, is deze som van het familiepatrimonium gespaard gebleven van vervelende successierechten. Een handgift moet echter in zijn oorspronkelijke betekenis van hand tot hand gegeven worden. Geld zou dus in de vorm van biljetten of cheques aan toonder moeten overgemaakt worden. Veel ouders gaan hun geld niet letterlijk verkassen. Ze beperken zich tot een overschrijving met de mededeling "handgift". Kan zoiets doorgaan als handgift? Minister REYNDERS zegt dat het kan.

Volksvertegenwoordigster Trees PIETERS stelde begin februari van dit jaar een vraag aan de minister rond een onrechtstreekse schenking (QRVA 50 024, Vraag nr. 220 van Trees PIETERS van 08.02.2000, p. 2759). Zij stelde aan de minister van Financiën de vraag of een onrechtstreekse schenking per overschrijving, die geen enkele vermelding bevat, wettelijk is, zodat deze kan gelijkgesteld worden met een handgift die vrijgesteld is van schenkingsrechten. Ze schetste het geval van ouders die gedematerialiseerde aandelen en obligaties willen schenken aan hun kinderen. Zo’n gedematerialiseerd effect is iets anders dan een effect op naam of aan toonder. Zo voorziet de Vennootschappenwet voor naamloze vennootschappen dat een aandeel aan toonder, op naam of gedematerialiseerd kan zijn (art. 41, § 1, tweede lid Venn.W.). Een gedematerialiseerd aandeel wordt vertegenwoordigd door een boeking op rekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een erkende instelling die rekeningen bijhoudt (art. 41, § 1bis, eerste lid Venn.W.). Een bank is zo’n instelling. Het op rekening geboekte aandeel wordt overgedragen door overschrijving van rekening op rekening (art. 41, § 1bis, tweede lid Venn.W.). Dezelfde bepalingen gelden onverkort ook voor obligaties (art. 88, tweede lid Venn.W.). Minister REYNDERS antwoordde op deze vraag sibillijns. Hij bekeek enkel het aspect rond het registratierecht. Daaromtrent stelde hij dat de wettelijkheid van een schenking bij bankoverschrijving op het vlak van de heffing van de registratierechten zonder belang is. De administratie is inzake registratierechten geen rechter over de geldigheid van de akten of overeenkomsten. Zolang een overeenkomst niet vernietigd is, wordt ze geacht te bestaan en kan ze ook belast worden met het overeenstemmende registratierecht. De logica zelf. Maar daarmee had de volksvertegenwoordigster geen antwoord op haar vraag.

Handgift

De hele vraag draaide rond het begrip handgift. Giften van hand tot hand zijn schenkingen die worden verwezenlijkt door de loutere overhandiging van het voorwerp van de schenking. Vermits het geschonken goed van hand tot hand moet overgedragen worden, kan deze schenkingsvorm enkel toegepast worden voor lichamelijke roerende goederen. Dat zijn materiële roerende goederen en goederen waarvan het recht in de titel is geïncorporeerd zoals bankbriefjes, titels aan toonder en cheques aan toonder (CASMAN, H., Notarieel Familierecht, p. 467). Het interessante aan een handgift is dat zij vrij zijn van elk registratierecht (schenkingsrecht). Bovendien zijn zij in principe vrij van successierechten. Maar dan moet de schenker wel nog dag op dag drie jaar geleefd hebben na de schenking. De goederen waarover de afgestorvene (kosteloos) beschikte gedurende drie jaren vóór zijn overlijden, worden immers geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap (art. 7 W.Succ.). Niets belet dat de handgift zou bevestigd worden in een (notariële) akte die ter registratie wordt aangeboden waarbij de begunstigde erkent de schenking ontvangen te hebben. Maar alsdan zijn (hoge) schenkingsrechten verschuldigd (art. 131 W.Reg.). Enige troost is dan dat als de schenker zou overlijden binnen de drie jaar na datum van de schenking, geen successierechten meer verschuldigd zijn. Dat zou nogal kras zijn. Er werden immers reeds schenkingsrechten betaald.

Vandaar dat binnen families de handgift een populair instrument is om het roerend patrimonium van de ouders te verdelen onder de kinderen. Maar in de meest oorspronkelijke vorm diende het te schenken goed wel letterlijk van hand tot hand te gaan. Stel dat vader aan zoon 100.000 BEF wil schenken, dan zou hij dat via bijvoorbeeld bankbriefjes moeten doen. Hij zou dat evengoed via een overschrijving kunnen doen met de laconieke mededeling "handgift". Maar de vraag is dan of zo’n bankoverschrijving kan doorgaan als handgift. Volgens sommige rechtspraak en rechtsleer is dat het geval. De term handgift moet volgens die leer geplaatst worden binnen de moderne vorm van de traditio (zie DE WULF, C., De schenking van hand tot hand, Kluwer Rechtswetenschappen, p. 45-50). De kern van de vraag van volksvertegenwoordigster PIETERS was dan ook of de minister het eens was met die stelling. Gedematerialiseerde effecten worden immers ook via loutere overschrijving overgedragen.

Tweede keer

Er zat dus niet anders op dan de vraag een tweede keer te stellen (QRVA 50 048, Vraag nr. 305 van Trees PIETERS van 07.04.2000, p. 5648). De volksvertegenwoordigster vroeg nu of een overschrijving van een rekening van de schenker naar deze van de begiftigde bij een financiële instelling van gedematerialiseerde effecten door de administratie van Financiën aanvaard wordt als handgift. En nu is de minister erg duidelijk. De minister stelt dat Financiën zich aansluit bij de bestaande rechtsleer en rechtspraak. Een handgift via overschrijving kan dus. Indien dergelijke schenking heeft plaatsgevonden binnen de drie jaar vóór het overlijden van de schenker en nog niet belast is geweest met het registratierecht van schenking, dan wordt het geschonkene geacht nog in de nalatenschap van de schenker aanwezig te zijn en dus onderworpen te zijn aan successierechten. De handgift bij overschrijving is daarentegen vrijgesteld van successierechten als ze gebeurde buiten de periode van drie jaar.

Meteen is een onzekerheid uit de wereld geholpen. Want niet alle auteurs waren het met de voordelige stelling eens. REYNDERS stelt in zijn antwoord trouwens dat hij een handgift via een overschrijving van gedematerialiseerde effecten aanvaardt, ondanks het feit dat de vormvoorwaarden opgelegd door artikel 931 B.W. niet nageleefd zijn. Dat artikel uit het Burgerlijk Wetboek stelt dat alle akten houdende schenkingen onder levenden worden verleden voor notaris. Dat zou willen zeggen dat alle schenkingen naar de vorm dus notarieel moeten gebeuren. Maar dat artikel is niet van toepassing op handgiften. De geldigheid van een handgift van roerende goederen is alleen onderworpen aan de vereiste van eigendomsafgifte over de gegeven zaak door de schenker en de ontvangst ervan door de begiftigde, hetgeen de aanvaarding van de schenking inhoudt (Cass., 13 februari 1829, Pas., 1829, I, 59). Dus als de schenking bij overschrijving aanvaard wordt als handgift, kan gesteld worden dat de voorwaarde van art. 913 B.W. niet van toepassing is.

Een kort antwoord op een mooie parlementaire vraag. Dat minister de handgift via meer eigentijdse vormen laat verlopen, siert hem. Het zal veel gesleur met biljetten vermijden. Het beroep gangster wordt met de dag moeilijker.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 10 november 2000.