OOK FRANKRIJK LAAT BELASTINGSTARIEVEN DALEN

Kondratieff zou het niet moeilijk hebben de tijd waarin we nu leven te catalogiseren als hoogconjunctuur. Het einde van de tunnel is nu echt in zicht. Dus is binnen Europa een golf van belastingverlagingen aan de gang. Na Duitsland kondigt nu ook Frankrijk een belastingverlaging aan. Net zoals in Duistland zowel in de personen- als de vennootschapsbelasting. Maar Frankrijk voert geen resolute vrijstelling op meerwaarden in.

Duitsland kondigde enige maanden terug aan zijn vennootschapsbelasting drastisch te zullen verlagen (zie krant 15.09.2000). De Duitse regering nam de principiële beslissing de vennootschapsbelasting te laten dalen tot 25 procent vanaf 2001. Een flinke verlaging vermits het tarief op vandaag in Duitsland 40 procent bedraagt. Ook Frankrijk wil de boot niet missen en kondigt een mooie belastingverlaging aan (zie Internationale Fisc. Act., IFA, 2000, 9/5). In de Programmawet 2001 wordt een eerste luik gerealiseerd.

Personenbelasting

De personenbelasting wordt wat verlaagd. In vergelijking met de tarieven die in dit land zullen gelden als het Plan REYNDERS wordt uitgevoerd (zie krant 08.09.2000), blijft de Franse personenbelasting in elk geval goedkoper. Opvallend is dat het tarief van 45 procent bij ons al zal beginnen vanaf 622.000 BEF. In Frankrijk zal vanaf inkomsten 2002 het tarief van 46,5 procent maar gelden vanaf een inkomensschijf van 1.492.060 BEF. Een groot verschil. Merk trouwens op dat de lage inkomens toch wel zeer vriendelijk worden belast. De schijf van 321.756 tot 566.333 BEF wordt vanaf 2002 belast aan 20,5 procent. In dit land zal tegen die tijd, als alles goed gaat, voor het grootste deel van dat interval een tarief van 40 procent gelden. Eens te meer een niet onaardig verschil.

Belastingschijf (in BEF)

Aj.2000 (inkomsten 1999)

Geïndexeerde belastingschijven (in BEF)

Aj.2001 (inkomsten 2000)

Aj.2002 (inkomsten 2001)

Aj. 2003 (inkomsten 2002)

< 161 309

0%

< 163 584

0%

0%

0%

161 309 - 317 329

9,5 %

163 584 - 321 756

8,25 %

7,5 %

7%

317 329 - 558 523

23%

321 756 - 566 333

21,75 %

21%

20,5 %

558 523 - 904 325

33%

566 333 - 916 994

31,75 %

31%

30,5 %

904 325 - 1 471 458

43%

916 994 - 1 492 060

41,75 %

41%

40,5 %

1 471 458 - 1 814 616

48%

1 492 060 - 1 840 014

47,25 %

46,75 %

46,5 %

> 1 814 616

54%

> 1 840 014

53,25 %

52,75 %

52,5 %

De meest originele maatregel binnen de personenbelasting is ongetwijfeld de invoering van een belastingkrediet. Blijkbaar heeft ook Frankrijk zich daartoe laten verleiden. Wie weet heeft minister REYNDERS de idee daar gevonden. REYNDERS plant immers ook een zelfs terugbetaalbaar belastingkrediet voor lage arbeidsinkomens. Inkomens tussen 150.000 en 500.000 frank zouden een belastingkrediet krijgen van 20.000 frank. Ook Frankrijk kiest voor zo’n systeem. Al wie zijn gezinswoning uitrust met alternatieve energietechnieken (zoals zonne-energie) kan genieten van een belastingkrediet van 15 procent van de totale uitgaven, met een maximum van 20.000 FF voor een alleenstaande en 40.000 FF voor een gehuwd koppel. Daar komt nog eens 2.000 FF bij voor het eerste kind of een andere persoon ten laste, 2 500 FF voor een tweede kind en 3 000 FF vanaf het derde kind.

Vennootschapsbelasting

Maar naast een daling van de personenbelasting wordt ook de vennootschapsbelasting verlaagd. Op vandaag is het gemene tarief in Frankrijk 33,33 procent. Net zoals in dit land, werd daar een crisisbelasting aan toegevoegd. In 1995 en in 1997 werden (tijdelijke) bijkomende heffingen van respectievelijk 10 procent en 15 procent ingevoerd (goed voor respectievelijk 3,33 en 5 procent extra belasting). Dat betekent dat het effectieve tarief in Frankrijk 41,66 was. De bijkomende heffing van 15 procent werd voor inkomstenjaar 1999 reeds herleid tot 10 procent. Ze wordt volledig afgeschaft voor boekjaren die afsluiten vanaf 01.01.2000. De eerste crisisbelasting van 10 procent wordt nu ook geleidelijk afgebouwd. In 2001 wordt ze verminderd tot 6 procent. Vanaf 2002 zal ze nog eens gehalveerd worden tot 3 procent. De regering belooft trouwens dat de crisisbelasting helemaal zal verdwijnen vanaf inkomstenjaar 2003. De bijkomende heffing van 3,3 procent voor vennootschappen met een winst van meer dan 15 mln. FF (de zgn. CSB of Contribution Sociale sur les Bénéfices) blijft daarentegen onverkort bestaan. In België is nog steeds geen sprake van een afschaffing van de crisisbelasting in de vennootschapsbelasting (art. 463bis W.I.B. 1992). In de personenbelasting is die intussen afgebouwd. Maar de regering heeft tot op vandaag met geen woord gerept over de crisisbelasting binnen de Belgische vennootschapsbelasting.

Binnen de hervormde vennootschapsbelasting zullen in Frankrijk vooral de kleine en middelgrote onderneming kunnen profiteren van een laag tarief. Op vandaag bestaat in Frankrijk een verlaagd tarief van 19 procent. Maar de toepassingsvoorwaarden zijn erg complex. Vandaar dat weinig vennootschappen er kunnen van profiteren. Dat tarief is trouwens maar maximaal drie belastbare tijdperken toepasbaar voor zover de belastbare basis niet uitstijgt boven de 1,23 mln. BEF (200.000 FF). Al bij al een beperkte toepassing. Vanaf 01.01.2001 wordt het tarief verlaagd tot 25 procent op de eerste 1,54 mln. BEF (250.000 FF) van de winst. Om van dat tarief gebruik te mogen maken, mag de vennootschap een omzet hebben van hoogstens 307,5 mln. BEF (50 mln. FF). Daarnaast moeten de aandelen van de vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks in handen zijn van natuurlijke personen. Een voorwaarde die trouwens ook in ons land geldt om de verminderde tarieven te kunnen toepassen (zie art. 215, derde lid, 2° W.I.B. 1992).

Maar naast deze tariefaanpassing is het opmerkelijk dat ook Frankrijk de bestaande deelnemingsvrijstelling op aandelen verder wil uitbouwen. Op vandaag bestaat in Frankrijk een vrijstelling op inkomsten van aandelen voor zover de deelneming 10 procent van het kapitaal vertegenwoordigt of een minimum aanschaffingswaarde heeft van 150 mln. FF. In het hervormingsplan wordt de grens van 150 mln. BEF afgeschaft. De minimumparticipatie wordt daarenboven herleid tot vijf procent. Daarmee komt Frankrijk naar de nu in ons land bestaande grens van vijf procent. Maar in ons land krijgt een vennootschap ook een definitief belast inkomen als de aanschaffingswaarde minstens 50 mln. BEF bedraagt (zie art. 202, § 2, eerste lid W.I.B. 1992). In dat opzicht is de minimumparticipatie van vijf procent die Frankrijk invoert, strenger dan de Belgische regeling.

Frankrijk gaat niet zover als België (en trouwens ook Nederland en Duistland) om meerwaarden op aandelen vrij te stellen. Meerwaarden op aandelen die aan de voorwaarden van de deelnemingsvrijstelling voldoen, komen in principe wel in aanmerking voor het verlaagd tarief van 19 procent. Alhoewel de mogelijkheid om deelnemingen met een aanschaffingswaarde van minimum 150 mln. FF toch van de deelnemingsvrijstelling te laten genieten, is afgeschaft, blijft de grens van 150 mln. FF bestaan in de meerwaarderegeling. Heeft een onderneming geen vijf procent van de aandelen van een vennootschap, maar is de aanschaffingswaarde wel minstens 150 mln.FF, dan kunnen de meerwaarden toch genieten van het verlaagd tarief.

Besluit

In dit land spreekt de regering over een verlaging van de personenbelasting. Het tarief van de vennootschapsbelasting zal ook dalen. Maar dat moet gecompenseerd worden door te snoeien in de aftrekposten. Door het feit dat ook Frankrijk (na Duitsland) de vennootschapsbelasting laat dalen zonder daarbij de belastbare basis te verbreden, komt België met dat voornemen toch wel in een moeilijk parket. Vele ondernemers zullen de logische vraag stellen waarom zij in dit land geen belastingverlaging krijgen. In elk geval merkwaardig voor een liberaal minister.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 1 december 2000.