2000 WAS FISCAAL HET JAAR VAN DE MAGISTRATEN

Het magische jaar 2000 en meteen ook de twintigste eeuw lopen op hun laatste dagen. Het afgelopen jaar is fiscaal een en ander gebeurd. Maar niet in nieuw wetgevend werk. Dit jaar stal de rechterlijke macht de show. Het hof van beroep in Antwerpen gaat met de pluimen lopen. En Cassatie zorgde voor dolle vreugde van menig belastingplichtige die grond aankocht.

Het eerste belangrijke arrest is ongetwijfeld dat van het hof van beroep in Antwerpen dat op 5 oktober 1999 werd geveld, maar pas bekend raakte in 2000.
Dit arrest handelt over een vennootschap A die een recht van opstal verleende aan vennootschap B, die op die grond vervolgens een gebouw zette. Maar tegen alle verwachtingen in deed B niet zolang daarna afstand van het recht van opstal. B zag immers een faillissement naderen en wou vermoedelijk de kroonjuwelen veiligstellen. Door de eenzijdige afstand van het recht van opstal door B, oefende A automatisch het recht van natrekking uit. A verwierf dus het gebouw dat B had opgetrokken zonder dat het daar iets moest voor betalen. De fiscus, daarin gevolgd door het hof, vond dat A daardoor een voordeel verkreeg ten belope van de waarde van het verkregen gebouw. Daarop moet A volgens hof en fiscus belastingen betalen.

Om dit standpunt te verzoenen met de boekhoudwet greep het hof naar de algemene bepaling in het boekhoudbesluit dat stelt dat de onderneming er zorg moet voor dragen dat haar jaarrekening een getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de onderneming (art. 3, eerste lid K.B. 08.10.1976). Principieel moet een actiefbestanddeel geboekt worden aan aanschaffingswaarde (art. 20 K.B. 08.10.1976).
In het behandelde geval betekende dit dat het verkregen gebouw geboekt moest worden tegen aanschaffingsprijs. Maar die was nul. Boeken tegen nul frank gaat niet. Dus moest de verwerving van het gebouw volgens de belastingplichtige niet geboekt worden. Maar in het betrokken artikel staat duidelijk dat als de regel van de aanschaffingswaarde zou indruisen tegen het principe van het getrouwe beeld, een andere regel moet worden gevolgd (art. 16 K.B. 08.10.1976).
Het hof vond dat deze regel primeerde. De venale waarde van het gebouw zou aldus moeten worden geboekt op het actief van de balans. De tegenpost zou een (belastbare) opbrengst moeten zijn. Niet lang daarna verscheen in deze krant dat de fiscus een gelijkaardig standpunt innam bij Artwork Systems rond aandelen. Dé vraag is of een vennootschap winst maakt indien zij een actief verwerft tegen een waarde beneden de verkoopwaarde. Kan dergelijke transactie beschouwd worden als een (verdoken) schenking? Vragen die nog niet beantwoord zijn. Tegen het arrest stelde de belastingplichtige een voorziening in Cassatie in. Ook de Commissie voor Boekhoudkundige Normen werd om advies gevraagd. 2001 brengt rond dit alles vermoedelijk enig nieuws.

Maaltijdcheques

Een arrest waar men zich de ogen moest bij uitwrijven, was dat rond maaltijdcheques. Ook dat werd geschreven door het hof van beroep in Antwerpen. Een arrest dat aantoont dat het loont opnieuw na te denken rond oude regels die honkvast werden geacht.
Essentieel in de aanloop naar dat arrest is dat van 1 februari 2000. Het ging om een onderneming die geruime tijd haar werknemers een sociale hoofdmaaltijd verschafte in het restaurant van een verbonden onderneming. Maar na de verhuizing van dat bedrijf lag dat restaurant op een te grote afstand van de nieuwe locatie. De vennootschap besliste de werknemers een maaltijd te laten gebruiken in een klassiek restaurant dat in de buurt lag van de nieuwe vestiging. De werknemers betaalden 50 frank voor zon maaltijd. De werkgever paste het verschil bij en rapporteerde dat supplement als volledig aftrekbare beroepskosten.
Maar daar was de fiscus het niet mee eens. De bedrijfsleider begreep niet waarom het verschil tussen de werkelijke prijs en de 44 frank wél aftrekbaar is als zijn personeel ging eten in het bedrijfsrestaurant van de verbonden onderneming en datzelfde verschil níet aftrekbaar is in het geval van een klassiek restaurant. Het hof volgde de bedrijfsleider. Ook in het geval van een klassiek restaurant is het verschil volgens het hof fiscaal aftrekbaar.
De stap naar de maaltijdcheque was dan snel gedaan. Die dient ook om te gaan eten. Dus waarom zou ook daar het verschil tussen de prijs van de cheque en de bijdrage van de werknemer niet aftrekbaar zijn? Antwerpen vond dat ook in dat geval het verschil aftrekbaar is (16 mei 2000). Dat arrest kwam net voor de indiening van alle aangiftes voor het aanslagjaar 2000. Veel, heel veel vennootschappen hebben het geviseerde verschil niet aangegeven als verworpen uitgave. Logisch dat de fiscus een voorziening in Cassatie inleidde. Of Cassatie in 2001 deze zaak zal bekijken, valt nog af te wachten. De fiscus zal duizenden berichten van wijziging moeten versturen om te verhinderen dat de aftrek wordt toegestaan door verjaring.

Waardevermindering op grond

De hoofdvogel is zonder enige discussie afgeschoten door Cassatie. Cassatie herhaalt het boekhoudrechtelijk principe dat op materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet beperkt is, tot waardeverminderingen mag worden overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding. Conform art. 12, tweede lid K.B. 08.10.1976 is een waardevermindering een correctie op de aanschaffingswaarde om rekening te houden met al dan niet definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar. Volgens Cassatie kan dergelijke waardevermindering principieel worden toegepast op gronden. De accessoria kunnen via een waardevermindering ten laste van het resultaat komen als zij bij het afsluiten van het boekjaar op zich geen waarde meer vertegenwoordigen (Cassatie, 22 juni 2000).
Daarmee leek de discussie van de baan. Maar consternatie alom toen de fiscus bekendmaakte deze rechtspraak niet als vaste rechtspraak te beschouwen. Dus de administratie legt zich niet neer bij de uitspraak van het hoogste rechtscollege. Dat gebeurt hoogst zelden.
De fiscus gaat dus onverminderd voort met het belasten van deze geboekte waardevermindering. Hij wijst in bezwaar de (vele) reclamaties af, ook al steunt de belastingplichtige zich daarbij op de verschillende arresten die Cassatie intussen over deze kwestie het land instuurde.
De vraag is hoe het nu verder moet. De kans is zo goed als onbestaande dat de hoven van beroep bereid zijn het arrest van het Cassatie naast zich neer te leggen. Het enige wat misschien kan, is dat een rechter bereid wordt gevonden rond een en ander een prejudiciële vraag te stellen aan het Europese Hof van Justitie. Immers, de boekhoudwet is een omzetting van een Europese richtlijn. Dus kan het Europese Hof die interpreteren. Maar dan nog is de vraag of dat de fiscus ultiem soelaas zal brengen. Op zijn zachtst uitgedrukt een merkwaardig verhaal. Cassatie zet in dit land de toon en moet zorgen voor eenheid in de rechtspraak.

Nieuwe procedure

Maar er is ook minder goed nieuws rond onze rechtbanken. 2000 was het jaar van het op gang komen van de nieuwe fiscale procedure. De rechtbanken van eerste aanleg begonnen aan de onoverzichtelijke stapels zaken die zij intussen te behandelen kreeg.
De vraag is echter of de nieuwe oplossing dan wel zo goed is. Het lijkt erop dat nog langer moet worden gewacht op een vonnis. Voorheen werd dat overgelaten aan de gewestelijke directeur. Deze zetelde echter niet als onafhankelijk rechter. Dus vond men dat de directeur die bevoegdheid niet meer mocht krijgen. De rechtbank van eerste aanleg werd meteen bevoegd. Maar voor dat kan worden ingeleid bij de rechtbank van eerste aanleg, moet eerst nog een bezwaar ingediend worden. Gelukkig blijft het oude bezwaar bestaan. Maar voor een principiële kwestie is de weg in elk geval langer geworden.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 22 december 2000.